De taal van Stijn Streuvels. Deel 1. Het woord bij Streuvels
(1970)–Hubert Lemeire– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina XXII]
| |||||||||||||||||||
[Band 1]Inleiding.Enkele jaren geleden stelde Prof. Dr. J.L. Pauwels me voor ‘een grondige studie te maken over de taal van Streuvels’.
Ik citeer verder uit zijn brief waarin hij de te volbrengen taak omschrijft: ‘Voor zover ik weet, bestaat die nog niet. Uiteraard zou het vooral gaan om die woorden en uitdrukkingen die geheel of tot op zekere hoogte aan Streuvels eigen zijn. Ook die woorden die bij Streuvels een andere semantische inhoud hebben dan in de gewone taal, verdienen onze aandacht. Het werk dat ik u voorstel, zou m.i. zeer nuttig kunnen zijn. Het zou later misschien onmisbaar worden voor de studie en het begrijpen van Streuvels' werken. U moet ook de nodige aandacht wijden aan Streuvels' voorkeur voor bepaalde opvallende zinsconstructies. Hoofdzaak blijft het taalkundig aspect van Streuvels' literaire produktie, dat dan kan dienen om stilistische aspecten toe te lichten’.
Dit voorstel heb ik onmiddellijk en met enthousiasme aanvaard. In het begin nochtans hebben allerlei omstandigheden van familiale en professionele aard het werk aanzienlijk bemoeilijkt en vertraagd.
Maar toen kwam ook de vraag of ik eveneens een verklarend woordenboek op de taal van Streuvels wilde opstellen. Van Noorden Zuidnederlandse zijde werd de behoefte aan een dergelijk woordenboek aangevoeld en ook uitgesproken. Tevens zou het kunnen dienen als een ruimer en vollediger materiële basis voor mijn dissertatie. Dit woordenboek is dan het tweede deel geworden van deze studie. Voor de opzet en de methode ervan verwijs ik naar de inleiding aldaar.
Eigenlijk heb ik me vooraf nooit kunnen voorstellen dat dit werk me zo lange tijd zou bezighouden en zoveel van mijn energie zou vergen. | |||||||||||||||||||
[pagina XXIII]
| |||||||||||||||||||
Over Streuvels en zijn werk zijn reeds heel wat boeken en talloze tijdschriftartikelen en talrijke speciale nummers van tijdschriften gepubliceerd. In de meeste gevallen echter wordt vooral aandacht besteed aan zijn levensvisie, zijn thematiek, zijn personages, zijn romankunst, zijn evolutie. De taal van Streuvels wordt echter nooit systematisch onderzocht; men beperkt zich in de meeste gevallen tot de aanduiding en de bespreking van enkele, weliswaar belangrijke aspecten ervan.
Op het eerste gezicht zou men nu kunnen menen dat zulks een voordeel is voor een studie die zich exclusief met dit aspect van Streuvels' werk bezighoudt. Maar deze toestand heeft ook als gevolg dat ik mij op geen enkele voorafgaande studie kon baseren, dat ik mijn weg moest banen door een onontgonnen en zeer uitgestrekt gebied zonder vooraf te weten of de ingeslagen weg de goede zou zijn, of elk punt van het onderzoek wel relevant zou zijn, met het tragische gevolg dat pas aan het einde duidelijk werd hoe er eigenlijk gewerkt had moeten worden.
Het feit dat ik omwille van het woordenboek alle werken, en van verschillende werken meer dan één uitgave heb gelezen, in totaal meer dan twintigduizend bladzijden, bracht mij ertoe het terrein van het onderzoek nogal ruim te nemen.
Toch bleef het taalkundig onderzoek de voornaamste bekommernis. Deze studie wil inderdaad een nauwkeurig onderzoek zijn van het materiële element, de taal waarmede Streuvels zijn literair oeuvre opbouwde. Dat Streuvels taalgebruikend is geweest is duidelijk: hij heeft zowel uit zijn dialect als uit de algemene taal alles gebruikt wat hem dienen kon. Maar hij was ook taalscheppend. En daarom hebben wij, en dit was ook de opdracht mij door mijn promotor gegeven, vooral aandacht besteed aan het eigene van Streuvels: de nieuwvormingen of afwijkingen in het woordgebruik en de geliefkoosde wendingen en zinsconstructies. In zekere zin heeft het er dus de schijn van dat ik mij beperk tot de zogezegde afwijkingen van Streuvels. Toch gaven wij hieraan de voorkeur in plaats van het uitstekend werk dat door anderen over de verschillende aspecten van het Nederlands reeds werd geleverd, nog eens over te doen. Wat in alle werken | |||||||||||||||||||
[pagina XXIV]
| |||||||||||||||||||
terugkwam, met een zekere frequentie en relevantie werd in het onderzoek betrokken.
Uiteraard wordt het grensgebied tussen taalkunde en stilistiek geregeld betreden, maar de opzet was niet een stilistische studie te leveren. De sober gehouden opmerkingen van stilistische aard zijn dan ook slechts bedoeld als verklaring van en toelichting bij de taalkundige feiten. Aan gelijkhebberij hebben wij hierbij niet gedacht. Vele verschijnselen stippen wij terloops aan, al zij het slechts ter discussie.Ga naar voetnoot(1)
De enorme omvang van de te lezen en de te bewerken materie, de overtuiging dat de lectuur van het volledig oeuvre mij ertoe in staat stelde en er mij meteen toe verplichtte verschillende aspecten in het onderzoek mee te betrekken verklaart de indeling van deze studie.
Vertrekkend van de initiale opdracht van mijn promotor, heb ik mij verder laten inspireren door wat door de auteurs van ‘Linguistics and Style’ als noodzakelijk wordt geacht en voorgesteld bij het onderzoek van de taal van een auteur.Ga naar voetnoot(2)
In elk taalonderzoek moeten de lexicografie, de grammatica, de fonologie en de grafologie betrokken worden.
Met lexicografie bedoelen ze het onderzoek van het woordgebruik, de studie van de woordvorming, de woordbetekenis, de beeldspraak, de synoniemen en de ‘sleutelwoorden’.
Het derde hoofdstuk van deze studie onderzoekt het woordgebruik; het tweede behandelt de woordvorming, en het tweede deel is volledig gewijd aan de verklaring van de woordbetekenis. | |||||||||||||||||||
[pagina XXV]
| |||||||||||||||||||
Bij het geven van de voorbeelden heb ik er voortdurend naar gestreefd dat Streuvels' rijke synonymiek duidelijk werd, en de meeste voetnoten hebben betrekking op de beeldspraak en de ‘sleutelwoorden’ in Streuvels' werk.
De grammatica vormt de tweede rubriek bij het onderzoek, en hierbij moet de morfologie en de syntaxis onderzocht worden.
De morfologie wordt in het eerste hoofdstuk uitvoerig besproken. De syntaxis heb ik niet expliciet behandeld omdat ik weet dat dit gebied het onderwerp is van een andere studie. Wel wordt dit terrein geregeld betreden en ik heb een aantal interessante verschijnselen van syntactische aard die ik had opgetekend meegedeeld, telkens op de m.i. meest geschikte plaats. Daarmee hoop ik een dienst te bewijzen aan andere onderzoekers.
Op de derde plaats komt de fonologie aan de orde, d.w.z. de alliteratie, de assonantie, de klanknabootsing en het ritme.
Aan deze rubrieken is een paragraaf gewijd in het hoofdstuk over de woordvorming en ook het ganse vierde hoofdstuk. Beschouwingen hierover liggen eveneens over de ganse studie verspreid zoals moge blijken uit het register.
Als laatste punt komt de grafologie: de spelling en de interpunctie. Dit is het inleidend hoofdstuk van deze studie.
Zo bekomen we de volgende algemene indeling van dit proefschrift:
| |||||||||||||||||||
[pagina XXVI]
| |||||||||||||||||||
Het tweede deel bevat uiteraard de verklaring van Streuvels' woordenschat en meteen de context en de vindplaats van de in het eerste deel gegeven voorbeelden en illustratiemateriaal.
Deze studie is niet volledig noch definitief. De te onderzoeken materie was zo uitgebreid en zo omvangrijk dat ze onmogelijk door een persoon (met een volledige leeropdracht in het onderwijs) en in een beperkte tijd voldoende en bevredigend onderzocht kon worden. Dit proefschrift wil een bijdrage zijn tot wat nog kan en zou moeten gedaan worden op het gebied van de Streuvels-studie.
Van de andere kant mag ik zeggen dat wat hier besproken werd, werkelijk tot de constanten behoort van Streuvels' werk, en dat is meteen een van de redenen waarom dit onderzoek zich eerder in de breedte heeft ontwikkeld. Het was inderdaad een van mijn bedoelingen in de eerste plaats die constanten aan te duiden (wat door herhaalde lectuur van alle werken, vertalingen en bewerkingen, aan het licht kwam) omdat precies deze aspecten, naar mijn mening bij een verder onderzoek wellicht ook het eerst aan de beurt zouden moeten komen.
Een ogenblik had ik gedacht ook de evolutie in Streuvels' taal en werk in het onderzoek te betrekken. Maar hiervoor dient men te beschikken over alle uitgaven en herdrukken van alle werken en het is buitengewoon moeilijk dit alles bijeen te krijgen. Dit onderzoek zou ongetwijfeld een interessante bijdrage zijn tot de studie van Streuvels' schrijverschap.
Als basistekst voor deze studie diende de Leieschip-editie (12 dln., Kortrijk, 1952-1957) waaraan Streuvels zelf buitengewoon veel zorg besteedde. Zie in dit verband p. XIX-XXIII in het tweede deel. | |||||||||||||||||||
[pagina XXVII]
| |||||||||||||||||||
Nu ik mijn proefschrift voltooid heb, rest mij nog de aangename taak een woord van hartgrondige dank te richten tot mijn promotor, Prof. Dr. J.L. Pauwels aan wie ik grote verplichting heb. Ik heb zeer veel kunnen leren van zijn scherpe, uitermate kritische geest, zijn buitengewoon uitgebreide kennis van het Nederlands en van de taalkunde. Daarnaast ben ik hem warme dank verschuldigd voor zijn onverflauwde belangstelling, bereidwillige hulp en voortdurende steun en aanmoediging, waarmee hij mij bij de bewerking van deze dissertatie onverpoosd heeft terzijde gestaan.
Mijn erkentelijkheid gaat ook naar allen die op een of andere manier hebben bijgedragen tot de voltooiing van deze studie van de taal van Stijn Streuvels. |
|