No. 53.
R.4. Minuten, 29sten Dec. 1815.
Uitenhagen.
Compareerde &c.
Abraham Carel Greijling, oud 58 jaren, geboren te Stellenbosch, wonende in den Swagershoek, in 't District van Graaff-Reinet, en Veldcornet aldaar; dewelke ter requisitie &c.
Dat op den 13den November l.l., des namiddags ten één uren, de Compt: een briefje hebbende ontvangen, onderteekend met den naam van Johannes Bezuidenhout, behelzende dat hij, Compt:, zijne manschappen moest commandeeren om present te zijn bij Theunis de Klerk, in den nagt daaraan volgende, vijf minuten voor twaalf uren, een brief had bekomen van den Adjunct Landdrost Van de Graaff, meldende dat de Compt: zijne manschappen moest onder het oog brengen dat er een oproer onder de menschen was; waarna bij den Compt., in dien zelfden nagt, ten twee uren, twee van des Compts., manschappen, Joseph Thomas en Gerrit van der Merwe Gerrits zn:, waren gekomen met een commandeerbriefje, insgelijks geteekend met den naam van Johannes Bezuidenhout, en welk commandeerbriefje aan hen zoude zijn gebragt door Andries Meijer, welke manschappen aan den Compt: kwamen vragen om onderrigt te worden wat zij doen moesten; waarop de Compt., hun had geantwoord, dat als hij order van zijn Landdrost kreeg, hij hun wel zoude commandeeren, dog dat zij op het commandeerbriefje van Bezuidenhout niet gaan moesten; hebbende de Compt., hun daarop den brief van den Adjunct Landdrost Van de Graaff, hier voren gemeld, voorgelezen, en des anderen daags zijne manschappen laten roepen om bij elkander te komen; welke op den 15den zijnde bijeen gekomen, hij, Compt:, hun zoo wel den brief van den Adjunct Landdrost, als het briefje van Bezuidenhout had voorgelezen, en hun gevraagd uit welke autoriteit zij dagten dat Bezuidenhout hun commandeeren zoude, en wat zij van meening waren, om Bezuidenhout of het Gouvernement te gehoorzamen? Waarop zij allen, zijnde zes-en-dertig in getal, geantwoord hadden dat zij zig aan hem, Compt:, en 't Gouvernement hielden, van welk verrigte de Compt: aan den Landdrost Stockenström bij een brief had kennis gegeven.
Dat op den 15 November voormelde Compt: een brief van den fungeerenden Landdrost, zijnde den Heemraad Enslin, hebbende ontvangen, behelzende insgelijks een order om 't voorschrevene aan zijne manschappen onder 't oog te brengen, en om naar Graaff-Reinet te komen, de Compt: daarop had geantwoord dat hij de zaak reeds aan zijne manschappen had onder 't oog gebragt,