| |
No. 46.
C.C.C. Minuten, 28sten Dec. 1815.
Uitenhagen.
Artikelen &c.
Johannes Fredrik Botha, Christoffels zn: Gedet:
Art. 1.
Des Gedet: naam, ouderdom, geboorteplaats en woonplaats? |
Antwoord: Johannes Fredrik Botha, Christoffels zn:, oud 28 jaren, geboren in Zwagershoek, woonagtig langs de Visrivier, onder 't Veldcornetschap van Zwagershoek. |
2.
Hoe zijt gij gekomen onder de gewapende oproerige menigte? |
Antwoord: Ik was met mijne vrouw te voet gegaan naar mijn oom, Willem Krugel om mijne schoonmoeder, de weduwe van den Nest, die aldaar was, te bezoeken, en toen heeft Bezuidenhout, welke zig daar bevond, mij gedwongen om mede te doen, door bedreiging dat al wie niet mede deed, door de Kaffers den kop ingeslagen zoude worden, en zoo ben ik mede gegaan. |
3.
Hoe laat op den dag was het, toen gij bij W. Krugel zijt gekomen? |
Antwoord: 't Was op een Maandag agtermiddag tegen den avond. |
| |
| |
4.
Waart gij niet daar, toen Claas Prinslo M zn. en Hendrik Klopper over den berg zijn gekomen met de tijding dat Hendrik Prinslo gevangen was? |
Antwoord: Ja. |
5.
Hoe lang waart gij reeds daar geweest, toen die beiden daar gekomen zijn? |
Antwoord: Ik zal toen daar omtrent een uur geweest zijn, en zij zijn met donker gekomen. |
6.
Hoe lang na die menschen is Joh. Bezuidenhout daar gekomen? |
Antwoord: Een korten tijd daarna. |
7.
Was W. Krugel te huis toen gij daar gekomen zijt? |
Antwoord: Neen. |
8.
Waar was hij dan? |
Antwoord: Hij was naar Daniel Erasmus, waar hij menschen gecommandeerd heeft. |
9.
Wanneer is hij tehuis gekomen? |
Antwoord: Denzelfden avond. |
10.
Is hij alleen tehuis gekomen, of met anderen? |
Antwoord: Met Pieter Erasmus Piet zn:. |
11.
Waren Klaas Prinslo M zn: Hendrik Klopper, en Joh: Bezuidenhout reeds daar, vóór de tehuiskomst van Krugel? |
Antwoord: Klaas Prinslo M zn:, en Hendrik Klopper waren reeds daar, doch Joh: Bezuidenhout is naderhand gekomen. |
12.
Is W. Krugel van zig zelf gekomen, of was hij geroepen? |
Antwoord: Hij is geroepen. |
13.
Wie heeft hem laten roepen? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
14.
Waarom is hij geroepen? |
Antwoord: Omdat Hendrik Prinslo gevangen was. |
| |
| |
15.
Wat heeft Krugel, toen hij tehuiskwam, gedaan na 't bericht dat H. Prinslo gevangen was? |
Antwoord: Niets, maar den anderen dag 's morgens zijn wij gereden. |
16.
Wie zijn gereden? |
Antwoord: Bezuidenhout, en alle die daar geweest zijn. |
17.
Wat was Bezuidenhout komen doen? |
Antwoord: Hij wilde de menschen en troepen, die langs Visrivier lagen, uitjagen, en dengene, die niet wilde mede doen, den kop laten inslaan door Kaffers, zooals hij gezegd heeft. |
18.
Zijt gij dan gereden tot dat einde om de troepen weg te jagen? |
Antwoord: Neen, maar om Hendrik Prinslo los te krijgen, en dan zouden Bezuidenhout en Faber met de Kaffers met eens de posten aanvallen. |
19.
Zouden de menschen, die met Bezuidenhout zijn mede gereden, ook helpen om de posten aan te vallen? |
Antwoord: Neen, dat heb ik niet gehoord, daar weet ik niet van. |
20.
Hoe zoudt gij dan van Bezuidenhout en Faber zijn afgekomen? |
Antwoord: Dan zoude ik andere uitkomst hebben gezogt. |
21.
Zijt gij mede gereden om Hendrik Prinslo te vragen? |
Antwoord: Ja, ik was daarbij. |
22.
Hebt gijlieden hem gekregen? |
Antwoord: Neen. |
23.
Hoevele dagen zijt gij bij elkander gebleven? |
Antwoord: Ik geloof zes of acht dagen. |
24.
Waarom zijt gij zes of acht dagen bij elkander gebleven, daar gij H. Prinslo niet kondet krijgen? |
Antwoord: Omdat Bezuidenhout ons niet wilde laten wegrijden. |
| |
| |
25.
Hebt gij in al dien tijd geene middelen kunnen aanwenden om weg te komen? |
Antwoord: Wij zijn teruggekeerd naar den Slagtersnek, en daar zoude de Heer Van de Graaff komen. |
26.
Van waar hebt gij een paard gekregen? |
Antwoord: Dat heb ik wezen halen, toen ik door die bedreiging van de Kaffers gecommandeerd was. |
27.
Zijt gij gewapend geweest? |
Antwoord: Ja, mijn geweer had ik bij mij, toen ik met mijne vrouw ben uitgegaan, want het is daar boschagtig en onveilig. |
28.
Wie heeft u gecommandeerd? |
Antwoord: Johannes Bezuidenhout. |
29.
Wie was uw Veldcornet? |
Antwoord: Abraham Greijling in de Zwagershoek. |
30.
Tot welk einde waart gij gecommandeerd door Joh. Bezuidenhout? |
Antwoord: Om Hendrik Prinslo te gaan halen. |
31.
Toen gij uw paard zijt gaan halen, hadt gij toen niet naar uw Veldcornet kunnen rijden om te rapporteeren wat u was wedervaren? |
Antwoord: 't Was donker, en mijn veldcornet woont vier uren te paard van mij af. |
32.
Hoe veel menschen waren er verzameld toen gijlieden van de plaats van W. Krugel zijt weggereden? |
Antwoord: Ik denk veertig of vijftig. |
33.
Hebt gij onder dezelven ook eenige onwilligheid bespeurd om mede te gaan? |
Antwoord: Ja, daar waren er onder. |
34.
Wie waren gewillig om mede te gaan? |
Antwoord: Joh. Bezuidenhout, en Theunis de Klerk. Andere[n] weet ik niet op te noemen; ik was niet vrijwillig. |
35.
Welke denkt gij dat niet vrijwillig zijn geweest? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
| |
| |
36.
Hebt gij, gedurende uw verblijf bij die bende eenige van die menschen zig zien verwijderen? |
Antwoord: Neen, maar toen wij op den Slagtersnek waren, heb ik gehoord dat Lucas van Vuuren en Christiaan Dreijer weg waren. |
37.
Toen gij bij de post van Capt: Andrews waart, is daar ook een eed gedaan? |
Antwoord: Ja. |
38.
Hoedanig heeft zig dat toegedragen? |
Antwoord: Wij hebben allen in de rondte gestaan, en Willem Krugel heeft in 't midden gestaan, en toen is er van getrouwheid aan malkander gesproken, maar wat dat beduidde, weet ik niet. |
39.
Waart gij zoo geplaatst dat gij W. Krugel in 't gezigt kondet zien? |
Antwoord; Neen, hij stond met den rug naar mij toe. |
40.
Wat hebt gij gezegd? |
Antwoord: Niets. |
41.
Hebt gij ook den hoed afgenomen? |
Antwoord: Neen, er zijn een partij, die den hoed hebben afgenomen, en anderen niet. |
42.
Hebt gij, nadat die eed gedaan was, begrepen, dat gij kwalijk zoudt hebben gehandeld met u te verwijderen? |
Antwoord: Neen, want ik wist dat ik geen eed gedaan had. |
43.
Terwijl gij door geen eed verbonden waart, waarom zijt gij dan niet weggegaan? |
Antwoord: Omdat ik bang was, want ik woonde in die contrij, daar zij mij als ik bij huis was, dadelijk den kop konden afslaan. |
44.
Wie zoude u den kop afslaan? |
Antwoord: De Kaffers, zooals Bezuidenhout zeide. |
45.
Waar hebt gij uwe vrouw gelaten, toen gij met de menigte medereed? |
Antwoord: Bij mijne schoonmoeder. |
| |
| |
46.
Wie hebben te voren de Kaffers weggedreven? |
Antwoord: De Gouvernements troepen. |
47.
Waar waren nu de Gouvernements troepen? |
Antwoord: Op de posten. |
48.
Hoe zijt gij van de bende eindelijk afgekomen? |
Antwoord: Toen ik van wegens den Landdrost Cuyler geroepen ben, ben ik afgekomen. Ik durfde niet eerder afkomen omdat ik bang was, vermits ik kwalijk gedaan had met daar bij te zijn. |
49.
Wie was er, behalve Bezuidenhout, welke bij die menigte eenig gezag voerde? |
Antwoord: Theunis de Klerk en Willem Krugel. |
50.
Hebt gij den veldcommandant Nel zien komen, toen gij bij de post van Capt. Andrews waart? |
Antwoord: Ja, maar ik heb hem niet hooren spreken, want ik was ver op zijde af. |
51.
Weet gij ook wat groote Willem Prinslo bij de menschen heeft gedaan? |
Antwoord: Neen. |
52.
Weet gij dat Cornelis Faber in 't Kafferland is geweest? |
Antwoord: Ja, Bezuidenhout heeft het gezegd. |
53.
Wanneer hebt gij 't eerst gehoord van 't geen er gebeurd was? |
Antwoord: Dien avond toen ik daar bij W. Krugel ben gekomen. |
54.
Moet gij niet erkennen, door u gedurende zes of acht dagen bij eene oproerige bende te hebben opgehouden, niettegenstaande de gelegenheid, die gij hadt u te verwijderen, misdaan en straffe verdiend hebt? |
Antwoord: Ja. |
| |
| |
55.
Wat hebt gij tot uwe verschooning in te brengen? |
Antwoord: Dat ik bedreigd ben geworden met den dood. En toen de Landdrost Cuyler mij van Bruintjeshoogte heeft gezonden om de menschen te vermanen en gerust te stellen, heb ik dat aan verscheiden gedaan, zooals aan Gerrit Fredrik Bezuidenhout, Martinus Barnard, Theunis Mulder, Willem Minnaar en Frans van Dijk. En daar op zijn zij ook gerust naar huis gegaan. |
(Get:) Johannes Fredrik Botha.
Mij present:
G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.
Aldus &c., 28 December 1815.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
|
|