| |
No. 28.
R.R.R. Minuten, 22sten Dec. 1815.
Uitenhagen.
Artikelen, enz.
Gerrit Pieter Bezuidenhout Gerritszn., Gedetineerde.
1.
Hoe is uw naam, ouderdom, geboorteplaats en woonplaats? |
Antwoord: Gerrit Pieter Bezuidenhout, Gerrits zn., oud 23 jaren, geboren in Plettenbergs Baaij, woonachtig in den omtrek van Baviaansrivier, onder Graaff-Reinet. |
2.
Zijt gij gecommandeerd geworden door den provisioneelen Veldcornet Willem Krugel? |
Antwoord: Ja, om bij Daniel Erasmus present te moeten zijn met geweer en wapenen, en voor vier dagen mondprovisie. |
3.
Zijt gij derwaarts gegaan, en wien hebt gij daar gevonden? |
Antwoord: Ja, en daar heb ik Willem Krugel gevonden, en die heeft een brief voorgelezen |
| |
| |
|
van den Adjunct Landdrost Van de Graaff, behelzende dat er sommige burgers van Tarka naar Kafferland waren om Kaffers te halen om een inval te doen over Fredrik Bezuidenhout, die dood was. |
4.
Wat is er op 't lezen van dien brief gedaan? |
Antwoord: Willem Krugel is opgestaan en heeft gezegd, ‘ik ben met de regeering,’ en daarop hebben wij gezegd, ‘als gij met de regeering zijt, dan zijn wij ook met u.’ In dien brief stond ook dat Opperman zijne menschen moest commandeeren, en een wakend oog over de Kaffers houden. Ik ben dien avond naar huis gereden, en heb in den nacht van mijn vader eene boodschap gekregen met last van W. Krugel, dat ik met zonsopgang op den Slachtersnek moest wezen. Ik heb mij wat verslapen, en ben daardoor later gereden, maar ik heb 't commando ingehaald bij de plaats van Van Aart, en toen ik daar was, merkte ik dat 't om Prinslo was. |
5.
Waar was u vader? |
Antwoord: Bij Daniel Erasmus. |
6.
Hebt gij met u vader niet gesproken hoe 't kwam dat gij zoo in den nacht weder gecommandeerd werdt? |
Antwoord: Neen; hij heeft mij maar uit naam van Krugel gezegd dat de menschen die gecommandeerd waren, op Slagtersnek moesten komen |
7.
Hebt gij niet gehoord, dat dien avond menschen van de Tarka daar gekomen waren? |
Antwoord: Neen, maar vier of vijf dagen tevoren had ik gehoord dat er zulk een spulletje aan den gang was; dat Faber en Joh: Bezuidenhout Kaffers wilden laten inkomen; en daarop heb ik, van 't hetgeen ik gehoord had, kennis gegeven |
| |
| |
|
aan mijn Veldcornet Philip Opperman, welke daarop in den zelfden nacht vertrokken is. Hij heeft mij beloofd, dat hij mijn naam niet zoude noemen, maar hij heeft 't nogthans overal verteld, en dat is daardoor onder de menschen bekend gemaakt, en Willem Krugel heeft mij een brief geschreven om bij hem te komen, en mij gevraagd of ik zulke dingen bekend gemaakt had; waarop ik hem zulks ontkend heb uit vrees, om dat ik gehoord had, dat als iemand 't verraden zoude, hij door de Kaffers zoude vermoord worden, en ik woonde daar de buitenste af. |
8.
Hoe gedroeg zich W. Krugel toen hij u daarover onderhield? |
Antwoord: Ik konde niets aan hem merken, maar ik heb er braaf tegen gestreden. |
9.
Hoe lang, vóórdat gij zijt gecommandeerd geworden, heeft dat gesprek tusschen u en Krugel plaats gehad? |
Antwoord: Een dag tevoren. |
10.
Welke reden had Krugel om u daarover te laten roepen? |
Antwoord: Omdat hij Provisioneele Veldcornet was. |
11.
Waar was de Veldcornet Opperman naar toe gegaan? |
Antwoord: Dat weet ik niet; naderhand heb ik gehoord dat hij bij Cornelis Olivier was. |
12.
Wie hebt gij bij de plaats van Van Aart gevonden? |
Antwoord: Willem Krugel met de menschen van ons district, en ook de menschen van Tarka en Bruintjeshoogte. |
13.
Hebt gij ook gehoord wanneer H. Prinslo gevangen was? |
Antwoord: Ik meen gehoord te hebben dat hij daags tevoren gevangen was. |
14.
Op welken tijd van den dag was 't toen gij daar zijt gekomen? |
Antwoord: Ik meen drie á vier uren na zonnenopgang. |
| |
| |
15.
Zouden de menschen van Tarka gekomen zij nom Hendrik Prinslo? |
Antwoord: Ik weet dat niet. |
16.
Hoe ver is de distantie van de Tarka tot de post van Van Aart? |
Antwoord: Dat is wel een geheelen dag te paard. |
17.
Kunt gij denken dat de menschen in Tarka, waar Johannes Bezuidenhout woonachtig was, tijding konden hebben van 't gevangen nemen van Prinslo den vorigen dag, en reeds dien dag tegen negen of tien uur 's morgens daar zijn? |
Antwoord: Neen, ik geloof niet dat zij dat kunnen gehoord hebben, en ook de Tarkasche menschen daar ziende, heb ik niet geloofd, dat zij daarom alleen waren gekomen, te meer daar ik reeds te voren het door mij opgegeven praatje gehoord en aangegeven had. |
18.
Wat hebt gij daar ter plaatse meer vernomen? |
Antwoord: Niets anders dan dat zij daar waren om Prinslo. |
19.
Hebt gij niet hooren zeggen dat zij de posten wilden aandoen? |
Antwoord: Neen, zij waren ook al twee posten voorbij toen zij daar waren. |
20.
Hebben zij toen ook Prinslo gekregen? |
Antwoord: Neen, maar toen zij den brief gekregen hebben, dien Prinslo had geschreven, zijn zij weggereden. |
21.
Waart gij daar, toen de Veldcommandant Nel bij u is gekomen? |
Antwoord: Ja. |
22.
Hebt gij ook gezien of men denzelven een eed heeft willen laten doen, of zijn paard aangevat heeft? |
Antwoord: Neen, want toen ik zag dat het eene verkeerde zaak was, heb ik er mij van af gehouden. |
23.
Hebt gij, nadat de Veldcommandant Nel vertrokken was, ook een kring zien formeren? |
Antwoord: Ja. |
24.
Wie stond binnen dien kring? |
Antwoord: De provisioneele Veldcornet, Willem Krugel. |
| |
| |
25.
Wat is in dien kring geschied? |
Antwoord: Hij heeft een eed voor zijne menschen gezworen, zeggende dat de menschen hem getrouw moesten blijven. |
26.
Hebben die menschen zulks gezworen? |
Antwoord: Dat weet ik niet, maar eene partij heeft hun hoed afgenomen, en anderen hebben ze opgehouden. |
27.
Wat meendet gij de meening, van den hoed af te nemen, geweest te zijn? |
Antwoord: Zoo ik meen, heeft dit zooveel als ‘ja’ beduid. |
28.
Hebt gij ook gezien of gehoord, dat Hendrik Klopper Jan zn: met eene boodschap is weggereden? |
Antwoord: Neen. |
29.
Wien hebt gij daar voor 't hoofd aangezien? |
Antwoord: Willem Krugel was provisioneele Veldcornet, maar Joh: Bezuidenhout had ook veel te praten. |
30.
Indien Krugel u gezegd had van naar huis te gaan, en Joh: Bezuidenhout u gezegd had om te blijven, welken zoudt gij hebben gehoorzaamd? |
Antwoord: Krugel. |
31.
Waar zijt gij van de plaats van Van Aart naar toe gereden? |
Antwoord: Eerst over de Vischrivier, bij de plaats van Louw Erasmus, en daarna naar Slagtersnek. |
32.
Zijn er ook menschen van daar weggereden? |
Antwoord: Ja, om kost te gaan halen: Lucas van Vuuren, Christiaan Dreijer, Frans Smit, en ik geloof, ook Fourie. |
33.
Hebben zij permissie gevraagd om weg te gaan, en aan wien? |
Antwoord: Ja, aan Willem Krugel. |
| |
| |
34.
Hebben ook andere menschen gevraagd om weg te gaan, aan wie 't geweigerd is? |
Antwoord: Dat weet ik niet, maar ik heb den anderen dag op den Slagtersnek gevraagd om naar mijn schoonvader Diderik Greve te rijden, dooh dat heeft men geweigerd. |
35.
Waar was C. Faber terwijl gij bij die menschen waart? |
Antwoord: Zooals Joh. Bezuidenhout zeide, was hij Kafferland in, om met Kaffers uit te komen. |
36.
Wat moesten die Kaffers komen doen? |
Antwoord: Dat weet ik niet, ik heb niet veel durven vragen, omdat ik 't al eens had bekend gemaakt, en dat zij mij voor een verrader aanzagen. |
37.
Hebt gij geene kans gezien om weg te komen? |
Antwoord: Ja, maar ik durfde niet, omdat Joh. Bezuidenhout zeide dat hij allen, die wegreden, door de Kaffers zoude laten uitplunderen; en ik woonde het dichtst aan de grenzen, en de Kaffers hadden ook vier of vijf dagen, vóór dat ik nu van huis gereden ben, alle mijne beesten weggeroofd op acht koeijen na. |
38.
Waar zijt (gij) van Slagtersnek gebleven? |
Antwoord: Toen de Landdrost Cuyler bij ons gekomen is, ben ik naar huis gereden, en den tweeden dag daarna ben ik naar Adjunct Landdrost Van de Graaff gereden, en naderhand heb ik order gekregen om mij herwaarts te begeven. |
39.
Zoudt gij den commandeerbrief nog herkennen als dezelve u werd vertoond? |
Antwoord: Ik denk van ja. |
40.
Aan den Gedet: vertoond de commandeerbrief van 12 November 1815, geteekend Willem Fredrik Krugel, en gevraagd of dit dezelfde is? |
Antwoord: Zegt, ik meen dat 't zelfde is, en mijn naam staat er ook op. |
| |
| |
41.
Van wien hadt gij dat gerugt gehoord, 't welk gij aan den Veldcornet Opperman hadt bekend gemaakt? |
Antwoord: Van mijne schoonzuster, de vrouw van Adriaan Engelbrecht, welke ik, van Graaff-Reinet komende, ontmoet heb bij de plaats van Barend de Klerk aan Bruintjeshoogte, alwaar kerk was gehouden, en waar die vrouw haar kind had laten doopen. Zij verhaalde mij, dat haar man gedwongen was geworden om met Faber naar 't Kafferland te gaan, en dat was de reden dat hij niet bij het doopen van 't kind had kunnen komen, en dat zij op wagens van andere menschen had moeten mederijden. |
42.
Door wien was Engelbrecht gedwongen? |
Antwoord: Dat heeft zij mij niet gezegd. |
43.
Zijt gij ook op de begrafenis van Fredrik Bezuidenhout geweest? |
Antwoord: Ja. |
44.
Wie zijn daar al meer geweest? |
Antwoord: Vele menschen; het was eene groote begrafenis: onder anderen was er mijn vader, Ockert Brits, Frans Labuscagne, groote Willem Prinslo, de oude Van der Sant die schoolmeester bij mijn vader is, Louis Fourie, Johannes Bezuidenhout, Cornelis Faber, de zoon van Willem Krugel, Piet Prinslo, Klaas zn., Christiaan Dreijer, Frans Smit, Willem Nel, Hendrik Bezuidenhout Wijnand zn:, en Coenraad Bezuidenhout Coenraad zn:. Anderen weet ik niet meer. |
45.
Hebt gij bij die gelegenheid door Johannes Bezuidenhout niet wat grof hooren spreken? |
Antwoord: Neen, ik ben laat gekomen, en ben dadelijk na de begrafenis heengegaan, omdat er niemand bij mijn vee was. |
| |
| |
46.
Hebt gij naderhand van anderen daar omtrent niets vernomen? |
Antwoord: Neen, ik ben kort daarna naar Graaff-Reinet geweest, en ben een maand uitgebleven. |
(Get:) Gerrit Pieter Bezuidenhout.
Mij present:
G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.
Aldus &c. 22sten December 1815.
Als Gecommitteerdens:
(Get.) { P. Diemel.
(Get.) { W. Hiddingh.
|
|