| |
H.H.H. Minuten, 21sten December 1815.
Uitenhagen.
Artikelen, &c.
Barend de Lange, Gedetineerde.
1.
Hoe is uw naam, ouderdom, geboorteplaats, en woonplaats? |
Antwoord: Zegt: Barend de Lange, Jans zn:, 21 jaar oud, geboren aan de Groote Visrivier, woonachtig voor aan de Baviaansrivier op de gewezen plaats van Jacobus Krugel onder Graaff-Reinet. |
2.
Hebt gij iets gehoord van eene verzameling van gewapende menschen? |
Antwoord: Ja, zij hebben rondgereden. |
| |
| |
3.
Zijt gij daar ook bij geweest? |
Antwoord: Ja, ik was gecommandeerd door Willem Krugel. |
4.
Hoedanig waart gij gecommandeerd? |
Antwoord: Om present te zijn bij Daniel Erasmus met mijne wapenen en provisie voor vier dagen. |
5.
Tegen welken dag moest gij daar komen? |
Antwoord: Dat weet ik niet meer. |
6.
Zijt gij op den bestemden tijd daar gekomen? |
Antwoord: Ja. |
7.
Hebt gij uw Veldcornet en andere menschen daar gevonden? |
Antwoord: Ja, onzen provisioneelen Veldcornet, Willem Krugel, Lucas van Vuuren, Christiaan Dreijer, en anderen die ik niet ken. |
8.
Wat heeft Willem Krugel aan u gedaan? |
Antwoord: Ik moest met hem mederijden, naar zijne plaats. |
9.
Moesten er meer menschen naar zijne plaats rijden? |
Antwoord: Ja, er zijn er meer medegereden, maar ik ken dezelven niet; die ik ken, zijn naar huis gereden. |
10.
Wie zijn naar huis gereden? |
Antwoord: Lucas van Vuuren en Christiaan Dreijer. |
11.
Wat hebt gij op de plaats van W. Krugel gevonden? |
Antwoord: Niets; maar in den nacht zijn er menschen gekomen. |
12.
Hoelang zijt gij daar gebleven? |
Antwoord: Eén nacht. |
13.
Welke menschen zijn er in den nacht gekomen? |
Antwoord: Andries Meijer en Johannes Bezuidenhout, zooals ik hem heb hooren noemen, want ik kende hem niet. |
14.
Hebt gij niet gehoord wat zij daar zijn komen doen? |
Antwoord: Neen. |
| |
| |
15.
Wat is er verder gebeurd? |
Antwoord: Des anderen daags zijn wij uitgetrokken. |
16.
Waar zijt gij naar toe getrokken? |
Antwoord: Naar den Slachtersnek. |
17.
Hebt gij daar ook menschen gevonden? |
Antwoord: Neen, maar toen wij daar waren, zijn daar twee of drie menschen gekomen. |
18.
Waar zijt gij verder gegaan? |
Antwoord: Naar de plaats van Van Aart, aan de Visrivier, waar de post van Capt. Andrews is. |
19.
Zijn al de menschen, die bij W. Krugel waren bijeen gekomen, daarheen getrokken? |
Antwoord: Ja. |
20.
Wat hebben zij op die post van Capt: Andrews gedaan? |
Antwoord: Niets, maar ik heb er één zien naar de post toerijden. |
21.
Wie was dat? |
Antwoord: Ik weet het niet; ik kende hem niet. |
22.
Wat moest hij daar gaan doen? |
Antwoord: Dat weet ik niet. |
23.
Hebt gij naderhand ook niet gehoord wat hij daar gedaan had? |
Antwoord: Neen. |
24.
Hebt gij ook niet gehoord waar Hendrik Frederik Prinslo, Mart: zn:, destijds was? |
Antwoord: Ik heb gehoord dat hij bij Capt. Andrews was. |
25.
Hebt gij dan ook niet gehoord dat de menschen bij welke gij waart, hem wilden los hebben? |
Antwoord: Neen. |
26.
Hebt gij niet gehoord wat H. Prinslo daar deed? |
Antwoord: Neen; maar ik heb gehoord, dat de Dragonders hem van zijn vader van daan hadden gehaald. |
| |
| |
27.
Hebt gij niet gehoord waarom hij van zijn vader was vandaan gehaald? |
Antwoord: Neen. |
28.
Hebt gij den Veldcommandant Nel ook destijds bij die menschen gezien? |
Antwoord: Ja; hij is daar geweest. |
29.
Hebt gij niet, kort na zijn vertrek, Willem Krugel in een kring onder de menschen zien staan? |
Antwoord: Ja. |
30.
Wat hebben de menschen in dien kring gedaan? |
Antwoord: Neen; ik stond daar niet bij. |
31.
Hebben zij daar niet gezworen dat zij aan Willem Krugel getrouw zouden zijn? |
Antwoord: Ja; zooals ik gehoord heb. |
32.
Weet gij ook dat Hendrik Klopper omtrent dien tijd van die menschen is weggereden? |
Antwoord: Neen. |
33.
Waar zijt gij vervolgens gereden? |
Antwoord: Tot over Louw Erasmus, en vandaar weder naar den Slachtersnek, omdat wij nog één dag aan den anderen kant van Louw Erasmus waren gebleven. |
34.
Op den hoeveelsten dag zijt gij weder op den Slachtersnek gekomen? |
Antwoord: Wij hebben daar den derden nacht geslapen. |
35.
Hoelang zijt gij daar gebleven? |
Antwoord: Den anderen dag tot den middag toe. |
36.
Waar zijt gij dien anderen middag naartoe getrokken? |
Antwoord: Daar is de Landdrost Cuyler gekomen, en toen zijn wij naar huis gereden. |
| |
| |
37.
Waarom zijt gij zoolang bij die oproerige menigte gebleven? |
Antwoord: Omdat, toen ik eens daarbij was, ik niet naar huis mocht rijden, want Joh. Bezuidenhout had gezegd dat hij den eersten die daar vandaan reed, zoude laten overhoop schieten. |
38.
Hebt gij behalve Joh. Bezuidenhout ook anderen zoo hooren praten? |
Antwoord: Neen. |
39.
Waren er meer menschen, die ook hadden willen weggaan, doch, even als gij, bang waren? |
Antwoord: Ja, Frans van Dijk, en nog anderen, vier of vijf, maar die ik niet ken. |
40.
Was Joh. Bezuidenhout alleen in staat om u, en die vier of vijf, daar te houden? |
Antwoord: Hij heeft ons bang gemaakt, door zijne macht van Kaffers daar hij van sprak. |
41.
Wat wilde hij met die Kaffers doen? |
Antwoord: Hij zeide, dat hij ons door de Kaffers zoude laten vermoorden. |
42.
Toen gij in de gelegenheid waart om van Bezuidenhout af te komen, en ik u tot drie malen toe had laten noodigen, waarom zijt gij niet gekomen? |
Antwoord: Ik was bang uit hoofde van den misstap dien ik gedaan had. |
43.
Welken misstap hadt gij gedaan? |
Antwoord: Omdat ik zoo lang bij Bezuidenhout gebleven was. |
44.
Zoudt gij den commandeerbrief nog kennen, indien dezelve u vertoond wordt? |
Antwoord: Ik weet het niet. |
45.
Aan den Gedetineerde vertoond zijnde den commandeerbrief van Willem Fredrik Krugel in dato 12 November 1815, en gevraagd of dit dezelfde is? |
Antwoord: Ik geloof dat het dezelfde is. |
| |
| |
46.
Welke is uwe gedachte geweest, toen gij op een vreemden weg gebragt werdt, en toen een ander dan uw privisioneele veldkornet u bevelen gaf? |
Antwoord: Ik heb daar geene gedachte over gehad; ik was altijd op zijde. |
47.
Wie kwam u voor, het hoofd van die menigte te zijn? |
Antwoord: Ik heb gedacht, dat Johannes Bezuidenhout het hoofd was, en ons niet wilde laten naar huis gaan. |
48.
Hebt gij geene anderen gezien, die mede daar bevel voerden? |
Antwoord: Neen; als Willem Krugel, die onze veldcornet was. |
49.
Hoe zijt gij eindelijk van Bezuidenhout afgekomen? |
Antwoord: Die is naar huis gereden, en toen ben ik ook naar huis gereden. |
50.
Moet gij niet erkennen door bij die gewapende menigte u bevonden en daarbij gebleven te zijn, in weerwil der gelegenheid die er was om van hen af te komen, u misdadig en strafbaar gemaakt te hebben? |
Antwoord: Ja; doch ik ben daar onkundig in. |
51.
Wat hebt gij tot uwe verschooning of verontschuldiging in te brengen? |
Antwoord: Niets, als dat ik van den Slagtersnek ben omgekeerd, en naar den Adjunct Landdrost Van de Graaff gereden, om mij aan te geven. |
Aldus &c., 21 December 1815.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
(Get.) Barend de Lange.
Mij present:
G. Beelaerts van Blokland,
Secretaris.
|
|