No. 5.
Uitenhagen.
Minuten, 22 Jan. 1816.
Compareerde voor de Speciale Commissie van Justitie, zitting houdende te Uitenhagen, ingevolge lastbrief van Zijne Excellentie den Heer Gouverneur en Opperbevelhebber, in dato 27 November 1815:-
Willem Prinslo, Nic. zn:, oud 53 jaren, geboren in Kogmans Kloof, wonende aan de Baviaansrivier, welke ter requisitie van den Landdrost van Uitenhagen, J.G. Cuyler, verklaarde waarheid te zijn:-
Dat op den dag, wanneer hij, Compt: ten verzoeke van Willem Fredrik Krugel, gekomen was bij de verzamelde menigte op Slagtersnek, hij, Compt: ook aldaar gevonden had Christiaan Botha, en gehoord had dat dezelve aldaar aan Joh: Bezuidenhout gezegd had, dat hij niet moest verwagten dat er zich meer menschen bij hem zouden komen vervoegen, maar hem van het tegendeel verzekerd; en voorts de menschen geraden had liever naar huis terug te keeren, want dat hij wist dat ook, vóór dat de andere menschen zich met hem, Bezuidenhout, stonden te vereenigen. zij verklaard hadden, als de nood 't vereischte, te zullen opkomen, en voor de Regeering tegen hunne oproerige medeburgers te strijden.
Dat hij, Compt: destijds niet had geweten hoe lang voorn: Christiaan Botha toen reeds daar was geweest, maar naderhand vernomen had, dat hij op dienzelfden dag aldaar gekomen was.
Niets meer, enz.
Aldus gepasseerd ter Drostdije Uitenhagen op den 22sten Januarij 1816, voor de heeren P. Diemel en Mr. W. Hiddingh, uitmakende de Speciale Commissie voornoemd, welke de Minute dezes, enz.
Als Gecommitteerdens:
P. Diemel.
W. Hiddingh.
(Get:) Willem Prinslo, C. zn.
Mij present:
G. Beelaerts van Blokland, Sec.