zocht om op te bellen op een toon of ze het zelf verzonnen hadden, zoals ik het Hélène gevraagd heb toen ik Nancy wilde zien. En Nancy kwam later nog eens op eigen initiatief, ze is wel goed, als ze haar eigen zin mag doen.
Had ik hier nu maar een telephoon, dan kon ik alles een badinerende draai geven: ‘Beste Hélène. Als het je een tevreden gevoel geeft op ziekenbezoek te gaan, kun je dat nu uitleven. Ik ben namelijk ziek, maar heb nog proviand voor één dag, als je evenwel een brood zou kunnen meebrengen.’ Nee, het laatste zou het effect van het eerste bederven. De ultime flauwiteit trouwens, om je mopjes vooraf te bedenken, ach wat, hij had toch geen telephoon.
Wanneer zou de zon ondergaan? De klok stond als altijd stil. Een dood gezicht, starend over de chaos.
De rotzooi in het veld voor zijn bed was ook extra groot. Zijn ogen deden de ronde en bleven op een ding gevestigd. In een soepbord hingen een half brood en een broodtrommeltje als in diepe genegenheid tegen elkaar aan. De vereniging is hun onmogelijk geweest, en wedden dat de trommel leeg is, even proberen.
Idioot, deze nieuwsgierigheid, hoe kan ik het weten? Met iets gooien. Dat geeft toch een blikken geluid, zoiets helpt alleen bij suiker of meel of iets vloeibaars. Toch wil ik er naar gooien, is er iets binnen mijn bereik? Daar ligt een tafelmes.
Hij leunde uit het bed en greep het mes. Het zeilde statig door de lucht en belandde inderdaad boven op