Subjectieve reportage(1940)–L.Th. Lehmann– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] XXX Schilfers van je ogen schitt'ren als meeuwen voor 'n onweerswolk. Tentzeilen van maanlicht door 't venster, daarvoorbij waar een ronde kolk mat glanst in de weke moerassen, is elke rietstengel een dolk. De waterspin neemt onder water zijn reddende luchtbel mee, ons behoedt geen kristal van daglicht voor verdrinken in deze zee, je laatste glimlach trekt mij in een nieuw en nog vormeloos wee. Je haren slaan over het kussen als zeewieren vlak bij het strand, er gaan als bij drenk'lingen doelloos nog rillingen van hand tot hand. Was de dag de laatste dag die nu in mijn voorhoofd is uitgebrand? Zijn je vaaggroene wangen dezelfde waarvan 't zonlicht de randen doorroodt? Is dit nog je schoot zo zuiver en gebronsd als een hazelnoot? Komt nergens meer uit dit nachtland een kernrots van vuursteen bloot? Vorige Volgende