Woord vooraf
Mijn belangstelling voor kleding dateert al van ver voor het begin van dit proefschrift. Aanvankelijk was deze niet zozeer analytisch, als wel vormgevend gericht. Na jarenlang mijn Barbiepop met veel plezier van allerlei nieuwe toiletjes voorzien te hebben, pakte ik het wat grootschaliger aan: ik volgde de opleiding ‘mode- en dessinontwerpen’ aan de Stadsacademie voor Toegepaste Kunsten te Maastricht. Daar viel me op dat de studenten van de verschillende afstudeerrichtingen aan de kleding te herkennen waren: de modemensen waren extravagant en opvallend gekleed, de reclamelieden modieus doch netjes, de beeldhouwers bestudeerd nonchalant. Dit fenomeen wekte mijn interesse, wat de kiem voor dit proefschrift heeft gelegd.
Onderwerp van deze studie zijn de achtergronden van kleedgedrag. Het gaat om de vraag wat iemand ertoe brengt zich op een bepaalde manier te kleden. De eisen die de (natuurlijke, maar vooral sociale) omgeving stelt, spelen daarbij een belangrijke rol. Voor u ligt geen kostuumhistorische studie, maar een historisch en sociologisch onderzoek naar het kleedgedrag in Nederland tussen 1813 en 1920.
Aan dit proefschrift heb ik met veel plezier gewerkt. Af en toe dreigde de hoeveelheid materiaal enigszins uit de hand te lopen of werd de werkdruk wat al te hoog. Dan was er altijd mijn promotor, prof. dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt, om mij soms wat bruusk, maar meestal met veel goede woorden weer op het juiste spoor te zetten. Zijn stimulerende begeleiding en warme persoonlijke belangstelling heb ik zeer gewaardeerd. Ook mevrouw M. van den Eerenbeemt-Wortmann heeft mijn studie ondersteund: zij spaarde jarenlang voor mij de moderubrieken uit de NRC.
Graag wil ik degenen bedanken die de Faculteit voor Sociale Wetenschappen van de Katholieke Universiteit Brabant voor mij tot een aangename werkplek hebben gemaakt: de leden van de sectie geschiedenis (Minke, Jeanine, Judith, Mariel, Ria en Esther), de belangstellende collega's, en last but not least de leden van de ‘lunchclub’ (Marijke, Marianne, Margreet, Marij, Saskia, Willeke, Mieke, Brigitte, Birgit, Arthur, Andries, John). Minke Hiemstra bedank ik speciaal voor haar assistentie bij de definitieve versie van de lijst van geraadpleegde collecties, de literatuurlijst en het notenapparaat, Francine van Remunt voor de voortreffelijke wijze waarop zij de lay-out heeft verzorgd.
Een woord van dank is ook op zijn plaats aan het adres van de medewerkers van de Economisch Historische Bibliotheek, het P.J. Meertensinstituut en de bibliotheekafdelingen van het Haags Gemeentemuseum, het Openluchtmuseum Arnhem en het Nederlands Textielmuseum. Hun bereidwillige hulp heeft zeker aan het tot stand komen van dit proefschrift bijgedragen.