| |
| |
| |
| |
Brief No. 58.
13 Mei 1680.
Gericht aan: Royal Society.
Manuscript: Onderteekende, eigenhandige brief te Londen, Royal Society. MS. 1885. L l. 56. Eén kwartobladzijde.
| |
Gepubliceerd in:
C. Dobell. Antony van Leeuwenhoek and his ‘little Animals’. Amsterdam, 1932. Blz. 49-50. (Moderne Engelsche vertaling door Dobell.) |
| |
Korte inhoud:
Bericht aan bestuur en leden der Royal Society, dat Leeuwenhoeck zijn benoeming tot lid dezer Society dankbaar aanneemt, en bevestiging van de ontvangst van zijn diploma.
| |
| |
| |
Letter No. 58.
May 13th 1680.
Addressed to: The Royal Society.
Manuscript: Signed autograph; London, Royal Society, MS. 1885. L l. 56. One quarto page.
| |
Published in:
C. Dobell, Antony van Leeuwenhoek and his ‘little animals’. Amsterdam, 1932; pp. 49-50. (Modern English translation by Dobell.) |
| |
Summary:
Leeuwenhoeck acknowledges the receipt of his diploma as a Fellow of the Royal Society and offers his thanks for this honour to Council and Fellows of this Society.
| |
| |
| |
Delft den 13e Meij 1680.
Hoogh Edele Heeren.
Mijn Heeren.
Jck stont seer versetGa naar voetnoot1) te vernemen dat de Heeren leden vande Coninckl. Societeit mij gansch onverdient soo veel eer en waerdigheijtGa naar voetnoot2) hadden gelieven te bewijsen,Ga naar voetnoot3) inGa naar voetnoot4) mij te erkennen als een lit van der selver Hooghwaerdige College, ende dat eerst door een Brieff geschreven door de Heer Secretaris To: Gale, ende eenige weijnigeGa naar voetnoot5) daer na door het becomen van een besegelt Diploma selfsGa naar voetnoot6) beijde mijnet halven vol van expressien, dewelcke mijne meriten verre niet en konnen bereijcken, onder welcke protestatie houde mij dan echter ten hooghsten verplicht de Heeren leden vande op gemelteGa naar voetnoot7) Societeit, bij desen voor de sonderlingeGa naar voetnoot8)
| |
| |
| |
Delft, May 13th 1680.
Honourable Sirs,
Sirs,
I was very surprised to hear that the Fellows of the Royal Society have been pleased to confer on me so great but unmerited an honour and dignityGa naar voetnoot1) by admitting me as a Fellow of that honourable College; first from a letter written by the Honorary Secretary Thomas Gale and a few days after through the receipt of a sealed diplomaGa naar voetnoot2). Both were full of expressions far exceeding my merits. However, while protesting, I declare myself extremely obliged to the Fellows of the said Society for the extraordinary
| |
| |
| |
gunst aen mij bewesen, onder onveranderlijck voor nemen, ende belofte, dat ick mijn leven langh geduijerende, al mijn vermogen en krachten sal soecken in te spannen, om mij deselve eer en gunst noch verder waerdigh te maken,Ga naar voetnoot9) blijvende onder des, hoogh Edele Heeren UEd: gesamentlijck inde genadige bescherminge vanden Almagtigen Godt bevolen.
UE. Hoogh Edele
Seer onderdanige Dienaer
Antonj Leeuwenhoeck.
Hoogh Edele Hoogh Wijse
Voorsienige Seer DiscreteGa naar voetnoot10)
Heeren.
Mijn Heeren den President
Raaden en Leden vande
Coninckl. Societeit
Tot London.
| |
| |
| |
favour bestowed on me. It is my fixed purpose and firm promise to exert all my powers and energy, my life long, to be still more worthy of the honour and favour conferred upon meGa naar voetnoot3).
Praying that the Almighty may mercifully protect you each and all, I am, Gentlemen,
Your most obedient servant,
Antonj Leeuwenhoeck.
To the Honourable and Learned
Gentlemen,
The President, Council
and Fellows of the
Royal Society, London.
|
-
voetnoot3)
- Dat L. zijn lidmaatschap van de Royal Society als een buitengewone eer opvatte, blijkt ook uit hetgeen Constantijn Huijgens Jr. in zijn brief van 13 Aug. 1680 schreef aan zijn broer Christiaan: ‘Il y a bien longtemps que vous ne mandez rien de la lunetterie ny de la microscopie. Tout le monde court encore chez Leeuwenhoeck comme le grand homme du siecle. Il y a quelques mois que ceux de la Societé Royale de Londres le receurent parmy leur nombre ce qui luy donna quelque petite vanité, et il demanda serieusement al Signor Padre si estant revestu de cette qualité la il seroit obligé de ceder le pas a un docteur en medicine.’ (Oeuvres complètes de Christiaan Huijgens VIII (1899) blz. 296.) [M.]
-
voetnoot5)
- Waarschijnlijk heeft L. hier het woord ‘dagen’ vergeten. [M.]
-
voetnoot6)
- Selfs - zelf.
Onderstaande aanhalingen uit Birch' The History of the Royal Society IV (1757), bewijzen, dat men het zenden van het diploma aan L. een belangrijke handeling vond. Zoo l.c. blz. 11: ‘Dr. Gale was called upon for the diploma directed at the meeting of January 29 to be sent to Mr. Leewenhoeck; and it was ordered, that the society's seal should be affixed to it, and that a silver box should be provided for it.’ Op blz. 13 staat: ‘Upon mention of Mr. Leewenhoeck's diploma, it was ordered, that the arms of the society be ingraved on the silver box to be provided for the diploma’, terwijl tenslotte op blz. 21 vermeld wordt: ‘The president took with him the diploma for Mr. Leewenhoeck, and presented the Society with a screwpress for sealing such diploma's.’ [M.]
-
voetnoot1)
- It is evident from what Constantine Huygens Jun. wrote to his brother Christian in a letter dated 13 August 1680, that L. considered his fellowship of the Royal Society as a great honour. Constantine wrote as follows: ‘Il y a bien longtemps que vous ne mandez rien de la lunetterie ny de la microscopie. Tout le monde court encore chez Leeuwenhoeck comme le grand homme du siecle. Il y a quelques mois que ceux de la Societé Royale de Londres le receurent parmy leur nombre ce qui luy donna quelque petite vanité, et il demanda serieusement al Signor Padre si estant revestu de cette qualité la il seroit obligé de ceder le pas a un docteur en medicine’ (Oeuvres complètes de Chr. Huygens, VIII (1899), p. 296). [M.]
-
voetnoot2)
- The following quotations from Birch, The history of the Royal Society, IV (1757), prove that the transmission of L.'s diploma was considered as a matter of great importance. We read on p. 11: ‘Dr. Gale was called upon for the diploma directed at the meeting of January 29 to be sent to Mr. Leewenhoeck; and it was ordered, that the society's seal should be affixed to it, and that a silver box should be provided for it’; on p. 13 it says: ‘Upon mention of Mr. Leewenhoeck's diploma, it was ordered, that the arms of the society be ingraved on the silver box to be
provided for the diploma’, and on p. 21 we are told that: ‘The president took with him the diploma for Mr. Leewenhoeck, and presented the Society with a screwpress for sealing such diploma's’. [M.]
-
voetnoot9)
- Uit allerlei blijkt, dat L. deze woorden ten volle meende, en inderdaad zijn geheele leven dankbaar bleef. Het grootste bewijs hiervan is wel, dat hij de Royal Society bij testament 26 van zijn beste microscopen (die hij tijdens zijn leven zorgvuldig voor zichzelf alleen hield) vermaakte; zijn dochter Maria handelde ook zeker in zijn geest, toen zij in 1739 op L.'s grafsteen liet beitelen:
‘Hier rust
Anthony van Leewenhoek,
Outste lit van de Koonincklijke Sosyteijt in Londe, enz.
Gebooren binnen de stadt Delft op den 24sten October 1632,
en overleeden op den 26sten Augustij 1723,
Out sijnde 90 jaar, 10 maande en 2 dagen.’ (Zie verder C. Dobell. Antony van Leeuwenhoek and his ‘little Animals’ (1932) blz. 98-100.) [S.]
-
voetnoot10)
- ‘Voorsienige Seer Discrete’ (lett. scherpzinnige, zeer verstandige) is slechts een vereerende toevoeging, met even weinig beteekenis als de hedendaagsche titulatuur. [M.]
-
voetnoot3)
- That L. meant what he said and remained thankful till the end of his life, appears from many things. The best proof is that he bequeathed by will twenty-six of his best microscopes (which he had anxiously kept for himself during his lifetime) to the Royal Society. His daughter Maria certainly acted in accordance with her father's intentions when in 1739 she ordered the following inscription to be cut on her father's tombstone:
‘Here lies
Anthony van Leeuwenhoek,
Oldest Fellow of the Royal Society in London, etc.
Born at Delft on the 24th of October 1632,
and deceased on the 26th of August 1723,
aged 90 years, 10 months and 2 days’. (See also C. Dobell, Antony van Leeuwenhoek and his ‘little animals’ (1932), pp. 98-100.) [S.]
|