Wie gaat er met ons mee?(ca. 1890-1900)–Fredericus Hendrikus van Leent– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Weinig en toch genoeg. Mijn vader en mijn moeder Bewonen geen paleis, En in de zomerdagen Gaan wij ook niet op reis; Toch heeft ons nedrig huisje Een aardig plekje grond, Waar wij zoo graag vertoeven Bij zomer-avondstond; Één zonnebloem in onze gaard, Is onze zorg wel dubbel waard. Vorige Volgende