Wie gaat er met ons mee?(ca. 1890-1900)–Fredericus Hendrikus van Leent– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] Een hindernis. Zachtjes Pietje, zoetjes aan..... Zet maar voet voor voetje; Als je haast maakt op de plank, 'k Zeg je: - vallen moet-je! Goed zoo, houd je broer maar vast - Leun maar op mijn schouder; k Ben de sterkste van ons bêi, Ook ben ik twee jaar ouder. Wacht eens - sta eens even stil: Wat kruipt daar? Neen - geen muisje - O, 'k zie het al - het is een slak, Zij draagt haar eigen huisje. Maar heusch - 't is toch een gek geval Want 'k zou haar liefst niet trappen: Kom, laat ons maar voorzichtig zijn En langs haar henen stappen. [pagina 3] [p. 3] Het lieve zusje dat ik min Lijkt wel een rijke herderin. [pagina 4] [p. 4] Hier binnen houdt men Fancy-fair, dus wil maar binnentreden; Gij ziet er speelgoed, groot en kleen, en keur van zoetigheden. Aan zus en mij - zoo bont gekleed, moet gij entrée betalen Om al het moois en fraais te zien der rijk verlichte zalen. Vorige Volgende