Een verrassend welkom in de hoofdstad.
‘Pst!’ wordt er gefluisterd, en in een oogwenk zijn beide buitenlui door een zwerm straatventers omringd.
‘Pietje Puk met muziek, heeren en dames; 't kost maar één dubbeltje!’ -
- ‘Twaalf portretten van Hare Majesteit onze Koningin voor tien centen het dozijn!’ - ‘Een cent een prik lekker zuur, heerschap!’ roept een derde, met een augurk aan den vork, ‘je mot ze maar proeven! lekker bennen ze maar!’ - ‘Schoonmaken, meneer?’ vraagt een ander, ‘een dubbeltje 't paar! zet je voet maar op het bankje, heerschap; 't is niet van porselein, hoor!’ - ‘Doe het maar, Jaap,’ fluistert het angstige vrouwtje, ‘anders krijgen we nog dinstigheid met dat volk, hè!’
Een kranig artillerie-officier, in groot tenue, komt met fiere stappen aangetreden, en wordt door het gaande en komende publiek, nieuwsgierig aangegaapt. - ‘Moeke,’ vraagt een dreumes met uitgestrekte wijsvinger. ‘is dat nu een Koning?’ - ‘Hum,’ antwoordt Haantje de Voorste met een guitig lachje in de bruine kijkers, onderwijl hij eveneens met jongensvrijpostigheid den officier aanstaart, ‘neen, kleintje, een Koning is 't niet, maar - 't is toch een Hooge Oome!’