De groote poppen vergadering te Utrecht(1889)–Fredericus Hendrikus van Leent– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 62] [p. 62] Kinderhulde. Toen onlangs op een zomerdag De zon zoo koestrend scheen, Toen kwamen in den kinderhof De poppen weêr bijeen. Zij kozen zich, na spel en dans, Een open plekjen uit, En namen plaats in 't groene mos, Omzoomd door bloem en kruid. 't Gesprek liep over 't rijke feest Met zorg tot stand gebracht, En al wat daar te aanschouwen was Aan luister en aan pracht. Men sprak ook over 't schoon Gesticht, Voltooid door milde hand; De toevlucht voor het kranke kind, Een eer voor stad en land. Zoo bleven zij, al koutend saam, Recht prettig en in vrêe; Tot een van hen een ‘heilgroet’ bracht, Aan 't Dames-Comité: ‘Aan haar de eer van 't schoone plan, 't Welslagen van het feest: Dat voor het Kinder-ziekenhuis Zoo vruchtbaar is geweest.’ En uit de dankbre kinderschaar Steeg zacht de bêe omhoog: ‘Dat God, wiens Almacht Liefde is, Haar daarvoor zeegnen moog!’ Vorige