De groote poppen vergadering te Utrecht(1889)–Fredericus Hendrikus van Leent– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Een Kindergave uit Heemsteê. Hier rust in 't kleine ledekant Een zieke pop, met knieverband, En ieder die haar hooren wil, Staat diep geroerd en luist'rend stil: ‘Eens was ik 't speelgoed van een kind, Aanminnig schoon en teêr bemind; Zij smakte 's levensvreugd en zoet Zoo als een dankbaar kind dat doet. ‘Zij joeg de bonte vlinders na, En sloeg de lieve bloemen gâ - Ja, 't scheen of elke nieuwe dag Haar schooner weer ontluiken zag. ‘Helaas die voorspoed nam een keer! Nu speelt ze in hof en gaard niet meer; Sinds twee paar jaren lijdt het wicht Aan een gebroken kniegewricht. ‘En toch-bij al haar bittre smart, Streelt nog de hoop het kinderhart, ‘Dat eens de Vader van 't Heelal, Haar weer genezing schenken zal.’ En met een traan in 't vochtig oog, Rijst ook in ons de beê omhoog: ‘O Goede Heer! verhoor het kind, Dat in haar smart nog 't Weldoen mint.’ [pagina 28] [p. 28] Vorige Volgende