Haerlemmermeerboeck
(1973)–Jan Adriaansz Leeghwater– Auteursrechtelijk beschermd29.Noch zal ik alhier een notabel stuk verhalen, hoe dat het Dorp van Saerdam verandert is, dat my gedenken mag, waar van den almogenden Godt zynen Zegen daar toe gegeven heeft. | |
30.My mag gedenken dat aldaar van Knollendam af, die geheele Saenkant langs, tot de Sluis van Saardam toe, niet meer als een Moolen en stondt, dat was die vier-kante Koren-molen aan de West-zyde, die een weinig benoorden de Sluis stond, het welke nu zoo wonderbaarlik vermeerdert is met verscheiden soorten van Molens, dat nu byna ontelbaar is. | |
31.My mag gedenken, dat men op Saardam niet een groot Schip en konde maaken, en dat aldaar niet meer als drie Hout-koopers en waren, waar van Pieter Gysen de principaalste was, met noch twee andere. | |
32.Als men een groot Schip op Saardam zoude maken, zoo moest men een Mr. van Haarlem ofte van de Ryp halen: Ik heb een Mr. Scheep-maker in de Ryp gekent, geheeten Gerbrant Jacobsz. die op Saardam versogt ende gehaalt werde, om de Meestery te voeren van een groot Schip dat buiten Lants zoude varen; welke Mr. Timmerman tot zijn loon bedongen hadde vierdehalve stuiver des daags; en om dat zyn dagh-loon zoo hoogh was, zoo dankte men hem noch af aleer het Schip volkomen opgemaakt was. Waar van nu de fleur op Saardam is, om grote Schepen te maaken; men kan de Schepen met Godes hulpe op Saardam nu maken, op het Hollands, op het Engels, op het Frans, op het Spaansch, alzoo men die nu begeert te hebben, |
|