| |
| |
| |
Volgt nu wederom de Historische Beschryvinge van Jan Adriaansz. Leegwater:
Ende eerst.
Van de bedyking van de Beemster.
IN den eersten, de verzoekers ende Octroianten van de Beemster, die met Godts hulpe dit heerlyke werk eerst by der hant genomen hebben, waren by namen deze navolgende perzonen: Den eerzamen vromen Koopman Dirk van Os, met zijn Broeder Hendrik van Os, Burgermeester Boom, Arent Grootenhuis, met zijn Broeder Hans Grootenhuis, Jan Claasz. Krook goutsmit, deze zes perzoonen waren woonagtig tot Amsterdam, met nog de Bailjou van Oosthuizen, genaamt Vollen Hooft, die mede een Octroiant was, die de eerste Dykgraaf geweest is die de Beemster bediende.
| |
2.
De namen van de vier principaalste Lantmeters waren deze navolgende perzonen, (die de Beemster, aldereerst de Ringdyk, daar na de wegen en slooten, ende de Cavelingen, met advys van de E. Heeren Bedykers, geroit ende gestelt hebben) Mr. Lucas Jansz. Sink van Amsterdam, met Mr. Jan Pietersz. Don van Leiden, met Augustyn Bas van Alkmaar, ende Schout Reier van Warmen-huizen.
| |
3.
Den eersten Secretaris was van Purmerent, genaamt Riwert Claasz, een zeer bequaam man tot zodanigen dienste; ende Jan Adriaansz. Leegwater van de Ryp, was van de E. Heeren gestelt waar te nemen het fabryken ende stellen van de Water-Molens.
| |
4.
De Beemster was een water van ontrent zeven mylen in ’t ronde, en na mijn meting ontrent zes voeten diep. De bedyking van dezen is een zeer treffelyk werk geweest, strekkende tot groot profyt, niet allen voor ’t gemeen Lant; maar ook voor veel Arbeiders die haar broot daar aan wonnen, en nu nog dageliks, droog geworden zijnde, veel duizent menschen daar door gespyst worden.
| |
5.
De bestedinge van de Water-molens van de Beemster, is geschiet in ’t jaar 1608. op nieuwe jaars dag, in ’t openbaar tot Amsterdam, op den Niewendyk tot Anna Franken; ende die den eersten Molen aan nam die was van Delft, genaamt de Boer.
| |
6.
De eerste bestedinge van Dykewerk werde gedaan tusschen Purmerent ende Nek, op den 10 April, 1608. waar van een groote menigte van volk tot Purmerent op ’t Casteel vergadert was. Den aannemer van ’t eerste park was van Burg-horn, zijn naam was Jan Adriaansz Jongkint, dewelke een ton bier van de Heeren ten besten kreeg, om dat hy ’t eerste park gemijnt hadde.
| |
| |
| |
7.
Een zeker Engelsman, hebbende aangenomen een groot stuk Dyks, begon daar aan te werken, dog is, door ’t gewelt van ’t water, mits dat den Dyk zeer lang was, verhindert ’t zelve uit te voeren, en moest, tot zijn groote schade, de wyk nemen.
| |
8.
Daar na heeft men beginne te raetslagen hoe dat men het Spykerboorsgat zoude stoppen, ’t welk quaat om te doen was, overmits de schuering een groote diepte aldaar maakte, dit wiert met balken in het werk, en aarde daar tusschen in geworpen, voltrokken, zulks dat men haast over dezen Dam konde gaan.
| |
9.
Daar is ook een uitwatering besteet, die begonnen is voor by Urzem langs Waligs-Dyk, daar nu de Vaart tusschen Alkmaar en Hoorn is; voorts liep het voor by Avenhorn, en zo allengs in de Zee. De andere uitwatering was na Sardam, alwaar de Heeren van de Beemster een nieuwe Sluis lieten leggen, om ’t water te lossen.
| |
10.
Men zag met ‘er haast veel Water-molens rontom de Beemster stellen, om na ’t sluiten van de Ring-dyk het water uit te malen, ’t welk in vier jaren tyts volbragt is.
| |
11.
Doen de Beemster ten naaste by droog was, zo dat men daar niet langer met schuiten over varen konde; zo heeft aldaar in den Somer veel volks ingegaan met manden en met zakken, na de Kil toe, door de slibber, en hebben aldaar by menichte van Vis en Aal met de handen gegrepen, ende t’huis gebrocht, gelyk als ik zelver mede gedaan heb.
| |
12.
Doen de Beemster eerst droog geworden was in ’t jaar 1612. den 4 July, dat men de wegen redelyker wyze konden gebruiken, doen hebben de E. Heeren bedykers van de Beemster, den Prince Mauritius, met zyn broeder Prins Hendrik, met meer groote Heeren en Edelieden daar by wezende, verzogt ende genoot om in de Beemster te komen, om haar maaltyt aldaar te houden in ’t Heeren huis; het welke ik Jan Adriaansz. Leegwater mede gezien heb, ende de tafel mede heb helpen bedienen.
| |
13.
Op den zelven dag, voor de maaltyt, is den Prince Mauritius met zyn Adel ende Suite na de Ryp getrokken, alwaar hy zeer treffelyk ingehaalt ende ontfangen wierde; waar van Jan Sygersz een braaf Jongman, met een [...]r fraaye Vryster by hem hebbende, alder-eerst den Prince verwelkomt hebben, ende hy heeft haar elk met een stuk gouts vereert.
| |
14.
Ende alzo daar noch geen Brug by de Ryp over de Ring-sloot was, daar men overgaan konde, zo was Schipper Jan Ysbrantsz. van de Ryp, die een lief-hebber van de Prins was, den Aanlegger om een Brug te ordineren met schuiten ende pramen, mede met planken ende deelen op het spoedigste te maaken ende te stellen: So dat die Brug wel gereet lach doen die Princen ende Heeren by de Ryp quamen, ende daar bequaamelyk over gaan konden.
| |
| |
| |
15.
Alzo die loffelyke Dykagie van de Beemster door de zegen des Heeren alle jaren zeer treffelik begon aan te wassen ende te vermeeren, zo waren die van de Ryp zeer begeerig om een Wagen brug by de Ryp over de Ringsloot te hebben: waar van Meinert Cornelisz. Salm een van de Vroetschappen van de Ryp was, die aan de E Heeren Bedykers van de Beemster verzocht ende verkregen heeft, aldaar een Wagen bruch te leggen; waar van de Heeren Bedykers het hout daar toe gegeven hebben, ende die van de Ryp hebben die Brug uit een goede gonste ter liefden gemaakt, in twee halve dagen: waar van ik Jan Adriaansz. Leegwater het fabryk met het timmeren van de Brug waar genomen heb.
| |
16.
Zo haast als die Brug gemaakt was, zo was Ysbrant Jansz. de Lange zeer begeerig, ende heeft zyn Wagen ende Paart op den zelven dag gehaalt op het spoedigste, ende is alder-eerst over die Brug in de Beemster gereden: welke voorsz. Brug is geleit in ’t jaar 1613, op den 29 Maart, ende doen is de eerste Wagen uit de Beemster over die Brug in de Ryp eerst gekomen.
|
|