Haerlemmermeerboeck
(1973)–Jan Adriaansz Leeghwater– Auteursrechtelijk beschermd14.Een zeker man van Graft, dien ik zeer wel gekent heb, genaamt Pieter Munniks, daar ik mede op den weg ging wandelen, die verhaalde my dat zyn eigen Oom van Graft gegaan was met een mandeken met 32 Eyeren, en drie kop Boter, den Huigendyk langs tot Alkmaar, om zyn Waren aldaar te verkopen; en als hy weder tot Graft quam, zyn Waren aldaar wel verkocht, ende zeven of agt uuren op den weg gegaan hadde, doen hadde hy gemaakt een stuiver van de 32 Eyeren, ende een stuiver van de drie kop Boter: waar op zyn Naburen tegen hem zeiden, dat zyn Waren wel verkocht waren. | |
15.Het schynt wel of het geld van oude tyden zeer zober ende weinig was: Als men nu een Jongen zoude verzoeken, die van’t Noord-end van Graft zoude gaan tot het Oost-end van de Rijp, men zoude op het minste twee stuivers moeten uitloven. | |
16.Het veerste ende langste dat my gedenken mag, dat is dat men agt ofte negen Eyeren om een stuiver gekogt heeft, ende mijn Moeder Zaliger verkogt een kop witte Boter voor drie blanken. | |
17.Hier mede wil ik mijn schryven van het Dorp van Graft af-korten, ende de Inwoonders al te zamen alles goeds wenschen na Ziel ende lighaam, en den Almogenden God in genade bevelen, ende keeren my tot het Dorp van de Ryp, om daar mede zo veel van te schryven als ik door oude memorien ende geschiedenissen bekomen kan.
HEt Dorp van GRAFT, zeer wyd vermaard,
(d’Inwoonders zyn ook goed van aard)
Leid tegen de Beemster en Schermer in?
Na-by de Ryp, verstaat den zin.
Einde van het Dorp van GRAFT. |
|