Haerlemmermeerboeck
(1973)–Jan Adriaansz Leeghwater– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Een Kleyn ChronykjeEnde Voorbereidinge van de Afkomste ende ’t vergrooten van de Dorpen van GRAFT ende RYP: en van meer verscheide notable oude stukken ende geschiedenissen.
Gedaan door Jan Adriaansz. Leegwater, Ingenieur ende Moolen-maker van de Ryp.
IN den eersten, het Dorp van Graft, het welke het oudste Hooft-dorp is van de andere gehugten: als Noord-eind, Graf-dyk, ende die vuile Graft, ook mede het Hooft-dorp geweest is van de Rijp, ende zo ik in myn jonkheit wel heb hooren verhalen, zo heeft het Dorp van Graft den naam gekregen van de vuile Graft, te weten van het water dat van de Schermer af gaat Zuid aan tot aan de Starn-meer toe Ik heb mede wel horen verhaalen, dat die vuile Graft den naam gekregen heeft van een groot Heer van de romeinen, die in een storm door de vuile Graft quam varen, ende het Schip daar verongelukte, dat daar veel van zyn volk dood bleven, waar op die Heer zeide: Dat is wel een vuile Graft. | |
2.Die eerste Prochy-kerken, die daar op het Ga naar voetnoot* Eiland waren, daar de Catholyken haren dienst in deden, dat was de Kerk van Graft, ende de kerk van Schermer, welke Schermer-Kerk in ’t veld pleeg te staan, tegen Schermer en Schermerhorn, het welke ontrent een-en dartig jaren geleden is, en na datum van dien zoo hebben die van Schermer een nieuwe Kerk in het midden van het Dorp van Schermer gebouwt ende getimmert. | |
[pagina 4]
| |
3.Nu van de Opkomste ende ouste Memorien van het Dorp van Graft. In mijn jonkheit ben ik verscheiden maal gevaren Graft af, West aan, tot aan het einde van de Meer-sloot, en aan de Zuit-zyde aan de slinkerhant omdraaiende, na de Grafdijker Meer, zo is daar een plaats die men het oude Kerkhof noemt, daar heb ik in dien tijt gezien dat aldaar een doodkist bloot gespoelt was, zo schijnt het wel dat aldaer de begraaf-plaetze eerst geweest is, voor ende aleer dat het Dorp van Graft gestigt is. | |
4.Ik heb in mijn jonkheit wel hooren verhalen van de Secretaris van Graft, geheeten Ian Lubbertsz. de welke een zeer ervaren man was van de oude Geschiedenissen ende Historien te verhalen, de welke my zeide van een oud man tot Graft, die gedenken mogt dat het Dorp van Graft nog heel weinig en zeer klein was, ende dat aldaar in het Dorp van Graft in dien tijd niet meer als vier wegen gangbaar waren, endedat het fondament van de steenen Tooren niet hoger en was als een mans langte. | |
5.De Kerk van de Toren af tot aan ’t Coor, zo ik verstaan heb is aldereerst getimmert, ende het Coor is daar na gemaakt, waar van een boeckxken in mijn Groot Vaders huis, te weten Symen Ruts. een Brouwer van de Rijp, gevonden is, daar in geschreven stont, het Choor van de Grafter Kerk heeft gekost vier en twintig hondert gulden, het welke nu wel kosten zoude agt ofte tien duizent gulden, ofte meer. | |
6.In dien tijt doen daar nog geen Water-Molens in Hollant waren, het welk ontrent hondert ende tagtig of tnegentig jaren geleden is, zoo ik wel heb horen verhalen van verscheide oude Timmerluiden van Delf, doen lagen alle de Landen in Zuit en Noort Holland met de buiten Wateren nog gemeen. Doen wierde het Eiland van Graft ende Ryp des Winters weinig bewoont; maar des Somerdaags quamen die van Limmen ende Heilo op het Eiland te woonen, om de vrugten van het velt te genieten ende te gebruiken, gelijk als blykelijk is, dat daar hooge plaetzen op die Landen gemaakt waren, en nu nog zijn, die men Hof-stede noemt, die my zeer wel bekent zijn, ende wel gezien heb op mijn Vaders Land, genaemt die Mienscher, welke plaetzen zeer bequam waren om de Koebeesten daar op te verbergen. | |
7.Ende als het water des Winter daags hoog was, zo en konde men die Landen niet gebruiken, zo vertrokken die Luiden weder na den Geest kant om te wonen, gelijk als ’t blijkt dat aldaar tot Limmen nog een plaats is, dat men het Grafter en Ryperpat noemt: het schynt wel of die Landen op het Eilant wel eertyts over lange jaren weinig van prys geweest zyn: daar leit nog een stuk Land in de Ban van Graft, dat men Koeke-weid noemt, het welke, zo men zeit, wel eertyds om een koek gekogt is, en zo isser in de Ban van Graft nog eenig Land, dat men niet en weet wie dat het gekogt ofte verkogt heeft; zo schynt het wel of zommige Landen geen Eigenaars en hadde, en alzo in ’t wilde lagen. |
|