Haerlemmermeerboeck
(1973)–Jan Adriaansz Leeghwater– Auteursrechtelijk beschermd49.Den Ring-Dijk van de Beemster is groot in ’t ronde ontrent 10030 Rynlandsche Roeden, en is groot 7545. Rynlandsche Morgen, gekavelt lant, behalven de wegen, wateringen, molen togten en de Ring dyk, het welke bedraagt op ieder Morgen land ontrent een Roe-dijk ende een quartier. | |||||||||||||||
50.De Purmer is groot ongevaarlyk 3000 Morgen en heeft ontrent 6000 Roeden Dijks, dat is op ider Morgen 2 Roeden dijks. | |||||||||||||||
51.De Wormer is groot 1800 Morgen min thien, en heeft stijf darde halve Roe dijks op ider Morgen, dat is nog eens zoo veel Roeden dijks op ider Morgen als de Beemster. | |||||||||||||||
52.Nog zijnder verscheiden andere Meeren die my wel bekent zijn, die ontrent 5 of 600 Morgen groot zyn, die zelve hebben ontrent vijf ofte zes roeden dijks par morgen. | |||||||||||||||
53.Het Poeltjen of weeltjen by Hoorn, als mede het Schals-Meer by knollendam, zijn elk ontrent groot 75. Morgen, ende hebben op ider Morgen ontrent 12. Roeden dijks. Derhalven blijkt klaarlyk dat de kleinste Meeren altoos de grootste onkosten hebben te dragen: als mede van andere byvallende zaken, te weten; van Dykgraaf en Heemraden, Landmeters, Opzienders, Werkmeesters, Schuitvoerders, Boden, Knegts, &c. ’t welk niet al te schryven is, waar van altoos ’t grootste de meeste lasten en onkosten dragen mach. | |||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||
54.Een klein Exempel ende zeekere Geometrische konste zal ik alhier verhalen, het welke een vaste regel is. | |||||||||||||||
55.Neemt een klein koordeken dat een elle lank is, en vult dat met kleine stukjes hout die gelijke groot zijn. Genomen daar mogen 25 stukjes in, en dan komen de einden van dat koordeken aan malkander. Neemt dan eenkoordeken dat 2 ellen lank is, zo zullen daar hondert zodanige stukjes in dat koordeken mogen komen, aleer de einden van dat laatste koordeken aan malkander komen. Alzoo ist ook mede met een kleine of groote Meer na advenant: wel verstaande hoe dat de Meer of dycagie beter in ’t ronde gelegen is, hoe den inhoudt grooter valt. | |||||||||||||||
56.Nog een ander exempel, om zekere vierkante stukken te bedyken. Neemt een vierkant stuk dat een Morgen groot is, zo moet gy vier zyden bedyken. Neemt twee stukken aan malkander, zo en zult gy niet meer als zes zyden bedyken. Neemt dan vier vierkanten aan malkander, gelijk als hier voren geteikent staat, zoo en zult gy niet meer als acht zyden bedijken, ende alzoo voort naar advenant, zo heeft altoos het grootste de minste dijk op de Morgentalen. | |||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||
57.Nog een exempel: Alzo ik alhier voorgestelt en beweezen heb: Dat een groote Dijkazie veel Morgentalen in hem heeft, en weinig Roeden dijks op ieder Morgen bedraagt, zoo zal ik alhier nog een klugtig stukjen voorstellen, ’t welk niet mogelijk schijnt te wezen, dat zelve zal ik van de hoogte nemen en brengen ’t in de breette, ende werd nog eens zoo groot. Neem een ton die langwerpig van fatzoen is, en vult die zelve ton tweemaal vol met water, ofte drooge waar, ende zaagt dan de duigen recht in ’t midden door, en neemt dan alle die halve duigen, ende maaktze dan in de wijtte, in ’t ronde aan malkander, ende maakt daar dan een bodem in de zelve kroozing, daar de bodem te voren in geweest is, zo zullen daar in dezelve duigen die twee gemeten tonnen waters in mogen, het welk ik zelver bezogt heb, ende is, Probatum est. | |||||||||||||||
58.De Haarlemmer-Meer is voor dezen groot bevonden ontrent 200000 Morgen, ende is in ’t ronde ontrent 16000 Roeden, het welke bedraagt op yder Morgen, ontrent drie vierendeels van een Roe dyks, byna een halve Roe minder als de Beemster par morgen, het welk niet en is van den eersten maal deze Dyk te leggen, maar ook mede den dagelykschen onderhoud, dat altoos gedurig blijft. | |||||||||||||||
59.Dese voorsz. Haarlemmer-Meer heeft noch meer verscheide goede conditien en gelegentheden, dat andere Meeren niet en hebben. | |||||||||||||||
60.In den eersten zo heeft deze voorsz. Meer, een bodem en grond van goeden klei, welke klei bodem doorgaans dik is 7, 8, 9 voet en meer, alzo ik dezelfde heb doen pijlen, beugelen en diepen, het welke ik hier namaals klaarder zal doen blijken en verhalen. | |||||||||||||||
61.Ten tweden zo heeft deze Haarlemmer-Meer de schoonste en beste gelegentheit om ’t water te lossen die men bedenken kan, dat is, dat meest altijt de winden in Holland Zuiden, Zuid-west, en Zuid-oost wayen, en als dan komt het water toezakken en te vallen na het Y ende de sluizen, en dan is het meest altijd leeg water op het Y en in de Zuider Zee. Daar en boven is daer noch zulke schoone gelegentheit om sluizen en uitwateringen te maken by ’t huis ter Hart, ook mede tot Sparendam en andere gelegen plaatzen, alles na wensch. En dan noch daar behalven, een voor-boezem of kolk te maken benoorden het huis ter Hart op het Y, over de Eilanden heen, daar de Molens op zouden konnen malen, om de Spiering-Meer mede te mogen bedijken, op dat alle die oude landen om de Meer mogten bevrijd wezen van den afbreuk en slijten van dat groote bederffelyke water. | |||||||||||||||
62.Ten derden, zo heeft deze voorsz. Meer weinig plemp werk na de grootheit van dien, geen andere Meeren haars gelijk. | |||||||||||||||
63.Ten vierden, het welk noch ’t principaalste is, zo leit deze Haarlem- | |||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||
mer-Meer, zo bequaam en gelegen als hy redelyker wyze doen mag. So dat de Borgers van Haarlem, Leiden, ende Amsterdam, zouden mogen op een dag hare landeryen en goederen bezigtigen, en hare zaken verrigten, en des avonts weder elk in zijn stad te huis komen, en met gemak in hare huizen mogen logeren. | |||||||||||||||
64.Ten vijfden en ten laatsten, zo is het land om de Meer zoo weinig van prys ende onkostelyk om den Dyk daar op te leggen, veel minder als andere Meeren, ende behalven dat zyn daar zeer weinig huizen in den weg. So datmen den Ring dyk en Ring sloot bequamelyk zonder verhinderinge zullen mogen royen, maken en leggen na behoren.
Soo dat in alle manieren dit wel te verstaan is.
De Haarlemmer-meer ’t beste zal zyn dat ooit bekent is.
| |||||||||||||||
65.Alzo ’t bedyken van Meeren, en schadelyke bederffelyke Wateren tot goet land te brengen, een van de noodwendigste, profytabelste en Godzaligste dingen in Holland is, en dat om oorzake dat Holland met veel groote Steden en Sorpen bezet is, ende daar behalven met menichte van volkeren bewoont wert, en daar en boven geen landen en zyn daar men de Boter en Kaas, zo schoon, goet, smakelyk en rein kan maken als in Holland: en ook in andere landen de voorsz. Waren zo begeert zyn en getrokken werden, datze om hare deucht nimmermeer en schynt vervult te wezen: noch die oude landen niet minder van prys en werden, maar altyt meer en meer gelden. Dit zelve blykt wel aan veele verscheiden bedykte Meeren en Moerassen, die in Noort-Holland voor en na de Beemster, bedykt en tot land gemaakt zyn, dewelke ik alhier navolgende zal verhalen.
| |||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||
Men zeit en prezumeert dattet na den troubel tyt in Holland, als mede in Zeeland en andere omliggende plaatzen, ontrent 80000 Morgen lants bedykt zyn. Voornamelyk blykt dit mede aan de groote, heerlyke, lofwaardige dykagie van de Beemster, die ’t eerste jaar doen hy droog was geworden, door des Heeren zegen, zo veel overvloedige goede vruchten heeft gedragen, dattet niet wel met de penne is te beschryven. | |||||||||||||||
66.My is verhaalt van Dirk van Os, die ’t my ook schriftelyk heeft behandigt,dat hy op zyn eigen land in de Beemster, met zyn broeder Hendrik van Os, het eerste jaar doen de voorsz. Beemster droog geworden was, geteelt en gewonnen hadde zeven duizent, zeven hondert en drie en vijftig zakken Cool zaat, als mede Raap zaat, behalven nog veel meer andere granen, zo van Tarwe, Garst en Haver die mede in overvloet op hare landen gewassen waren. Nog een zekere memorie, dat de zone van Dirk van Os, te weten Francoys van Os, my zelver verhaalt heeft, dat hy op een telinge in de Beemster gewonnen hadden op 400 Rynlandsche Roeden Lands, drie gemeene lasten Haver, dat is 108. zakken. Voornamelyk dat het gewas van ’t Coolzaat, ’t eerste jaar zo veel en overvloedig in de Beemster gewassen was, datter geprezumeert werde dat alle de Oly Molens in Noord Holland, in dien tijd, wel een jaar lank daar op mogten gaande blyven, ende genoeg hadden om te werken. | |||||||||||||||
67.Naderhand heeft den almogenden God de Beemster van alles zo overvloedig gezegent, dattet nu genoegzaam het groote Lusthof van Noordt Holland is, zoo in Weiden, Bouwlanden, Boomgaarden, Huizen en Lusthoven, &c. Daar wert ook gezeidt en voor waarheit gehouden, datter geen vermaaakelyker ende lust zinniger weg in Hollandt en is, als den Volger-weg in de Beemster, daar alle die schoone heerlyke huizen en Boomgaarden gebouwt zyn, te weten het huis van den Dykgraaf Dirk van Os, Francoys van Os, Meermans, Carel Loten, Ian Loten, Alewyns huis, ende meer andere. | |||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||
68.Daar en boven geeft dese voorsz. Beemster in overvloet vette Ossen, Koeien ende Schapen, met veel schoone Paarden ende Hengsten: als ook overvloedig veel Boter en Kaas, met meer andere toespijzen, die in allemanieren deugtzaam en goet zijn, daar men by menigte van duizent menschen mede kan spyzen ende voeden, ende aan de eigenaars goede inkomsten en renten geeft. Omnia dat Dominus, non habet ergo minus God geeft alle ding, en houd zelver niet te-min | |||||||||||||||
69.De Beemster in ’t gemeen mag ider jaar nu wel op brengen aan lanthuer twee maal hondert duizent, en vijftig duizent gulden vry gelt, en dan zyn alle ongelden betaalt, mede ’t molen gelt en dyk gelt. Daar en boven wert ook grotelykx verbetert de gemeene middelen des landts. | |||||||||||||||
70.Dit klein notabel stukjen zal ik hier nog by verhalen, datmen prezumeert dat nu de eyeren van de Hoenderen en Eenden in de Beemster meer opbrengen als te voren al de Vis die in de Beemster werde gevangen.
Des Beemsters kruit, doet groot viertuit, is waardig om pryzen,
Haar stof geeft lof, fyn ende grof, ’t is wel te bewyzen.
Haar roem die gaat, ver’ over straat, verstaat myn reden,
Men vint in ryk, noit zyns gelyk, in Landen nog steden.
| |||||||||||||||
71.ALle liefhebbers en beminners van dykagie die gezint zyn om dit groote, heerlyke, treffelyke, en lofbaarlyke werk, de Haarlemmer-Meer, mede te willen helpen hanthaven om te bedyken, en tot goed land te maken, zullen gelieven te weten, dat men ’t zelve niet slappelyk en zal mogen beginnen: maar met een voorbedagte zin en goede couragie, ook mede met goede raat en daat zullen moeten aantasten, en mannelyk door dryven. Gelykerwys een wys Konink ofte vroom Prince een sterke stad zoekt te beleggen en te winnen, met alle vlyt, naarstigheit en couragie alle Amonitie van Oorloge daar toe zoekt te prepareren ende bereiden, met Schepen en wagens alle voeragie aan te brengen: Syn leger en tuin met wateringen, vesten, bolwerken, retrenchementen, Schanzen, redouten, halve maanen, contrescharpen, hoornwerken, battereien, loopgraven, traverzen, storm bruggen, en alle het gene daar toe dienende, ook mede hout ende yzer, victaly, bier en broot, als mede geschut, kruit en loot, ende van allles zig zo verzorgt, datter in geene manieren iets moet manqueren. Dus doende derft hy zynen vyand onder de oogen zien, ende ook mede de stad getroost zyn. Om alzo op d’oorlogs maniere vromelyk te stryden ende te volharden, zo lange tot dat hy de stad gewonnen heeft, en daar van meester mag blyven Op dat alle Officieren, Ruiters en Knegten, prijs en eer bevogten hebbende, hare zoldye met eeren mogen ontfangen, en alzo ’t harnasch afleggen gelijk als in ’t boek der Coningen geschreven staat: Ne glorietur accinctus, aque ut discinctus | |||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||
Die het harnasch aandoet, en zal hem niet beroemen, gelyk de gene die ‘t afgeleit heeft. De Kroone leit niet in ’t begin, nog in ’t midden: maar ’t einde kroont het werk. Men zeit gemeenlyk, wel begonnen, is half gewonnen. Maar veel eer is dit spreekwoort goet: »Vincit assiduus Labor.
Aanhouden is den regten middel zo men zeidt,
Om te verkrygen ’t geen datter verborgen leidt.
Gelyk ook mede de Geleerden voor een spreekwoort hebben: Absque labore gravi, non venit ulla seges. Sonder arbeid en komter geen Koorn in de Schuer. | |||||||||||||||
72.Dit zoude nog konnen gebeuren, gelyk als groote werken mede haar zwarigheit hebbende, het fortuin altyt niet na wensch en loopt: gelyk ook mede een Schipper van een groot schip, die de Zee gebruiken moet, wel onverziens met een zwaren storm overvallen wert, en daar door zyn anker en tou moet verliezen, ’t welke niet altyt voor de wint en gaat, daaromme den moed niet verloren en geeft, maar schept wederom nieuwe couragie met zyn bootsvolk, om ’t zelve wederom te maken, te heelen ende te boeten, ende denken alzo, gelyk den Fransman zeit:
Si la fortune me tourmente,
L’ esperance me contente.
| |||||||||||||||
73.Veel menschen zyn wel gezint tot groote rijkdommen, kostelijke schatten en juweelen, ook mede tot groote klompen gout ende zilver, daar men boter kan voor koopen. Dit blijkt dagelykx, door dien dat veel luiden haar leven daar aan wagen, en in groote perijkel stellen, om te varen naar Oost en West-Indien, Groenland, Ysland, Guinea, Angole, Turkyen, Barbaryen, Griekenland, Perzien, Alexandrien, d’ Archipel, Moskovien, ’t Waygat, Magalena, Peruana, Sweden, Denemarken, Riga, Revel ende meer andere vreemde Eylanden, steden ende plaatzen, Oosten en Westen, die te veel zijn om te verhalen. Daar maar enigzins vermoeden is om profijt ende winninge te doen, daar en werdt geen arbeidt, kosten nog moeiten aan gespaart, om het zelve aan te vaarden, te onderzoeken ende te volbrengen. | |||||||||||||||
74.OM nu voort te varen, en tot mijn regte propoost (?) te komen, daar ik mijn schrijven om begonne heb, te weten van deze groote Silver en Gout-Mijn, de Haarlemmer-Meer, daar veel van de alderbeste kostelykste schatten in verborgen zyn. Welke Meer voor veel jaren voor deze bevonden is geweest, dat in ’t beste en in ’t midden van Zuid hollant leit. Mijns oordeels, op de alderbequaamste en gewenschte plaatze in de zeventhien Pro- | |||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||
vintien, tegen Haarlem, Leiden, en Amsterdam, wel bevrijt binnen de Zeedijken, op de hoogte van twee-en-vyftig graden, daar men niet en behoeft na vreemde verre landen te varen om te zoeken. Daar toe wil ik alle liefhebbers en beminnaers van dycagie gewaarschouwt en vermaant hebben, dat elk zijn profijt zoekt waar te nemen, ende mede helpt hanthaven, om een nagel, spyker, ofte bout, aan dit groote schip in te slaan, en te raden. | |||||||||||||||
75.Om met de hulpe Godes hier toe te mogen komen, en deze groote zilver en Gout Mijn te vinden, ende die kostelyke schatten ende juweelen op te graven, bestaat principaal en voornamelyken aan 2 of 3 notable dingen. Het eerste dat is een zware, breede, digte, starke, wel-geformeerde en gemaakte Ring dyk. Het andere dat is, dat men daar nog by moet hebben, goede, bequame, groote, sterke agt-kante Water-Molens, die alle in goede ordre gezet, gemaakt en gestelt zyn, daar nog by goede bequame Sluizen en uitwateringen ter gelegener plaatzen op het Y, om alle geinteresseerde van de groote Steden, en ook mede de oude landen wel te contenteeren. Daar by nog bequame wateringen en vaarten door de Meer. |
|