De hazen en andere gedichten(1983)–Ed Leeflang– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] Droom We liepen op een natte stoep, dooiwater lag daarop en ging onmerkbaar over in een gracht. Een grijze poes kwam achter ons vandaan en sprong het water op tussen de schotsen, zonk ogenblikkelijk en kwam weer boven. Toen ging ik liggen en jij hield me vast, ik reikte, kon hem aan zijn wollen kop weer dichter naar de kant toe krijgen. Mijn handen raakten vast in ijs, ik kon niet meer. Ik zei: nu jij, het beest was nu vlakbij, zonk weg, kwam boven en toen greep je hem. Nooit zo gedroomd, samen van de dood te hebben gered, doeltrefend, zwijgend en verbonden. Zich wakker schamen: droom van wat wij nimmer konden. Vorige Volgende