Gedichten
(1856)–Karel Lodewijk Ledeganck– Auteursrechtvrij
[pagina 414]
| |
[pagina 415]
| |
Als dan 't duister
Nederzinkt,
En in luister
't Waslicht blinkt;
Hoe de roozen
Op uw wang
Weder blozen
Uren lang;
Hoe ge een' schoonen
Sneeuwen hals
Weêr komt toonen,
Blank en malsch;
Hoe een blonde
Vlecht u siert,
En langs ronde
Schoudren zwiert;
Hoe ge een glansend
Mondkorael
Toont, al dansend
In de zael;
Dit verwondert
Iedereen; -
Uitgezonderd
U alleen.
|
|