Een woord vooraf.
Wat we zien en hooren in 't leven, en dus ook wat we gevoelen en denken, is somtijds hoog ernstig en somtijds zeer kluchtig. En niet zelden is datgene, wat ons een ernstige plooi in 't gelaat brengt, slechts door een flauwe en vlottende grenslijn gescheiden van datgene, wat ons dringt tot een lach. Eene afspiegeling van het een, zoowel, als van 't ander, geven deze Dichten en Rijmen.
Mogen ze, ieder op zijne wijze, iets goeds doen! Dat kan. In één en 't zelfde landschap zingt de leeuwerik zijn verheffenden zang en fluit de spotvogel zijne potsige tonen. En de wandelaar, die ze hoort, heeft van beiden genot, - verschillend genot, - maar genot toch van beiden.
Zoo iets worde bij de lezing van deze Dichten en Rijmen ervaren. Dan is een wensch van den Schrijver vervuld.
E.L.