| |
| |
| |
XVI
Grijs, grauw regenweer. Uit vale wolken siepert het water alsof ontzaglijke grauwe dweilen tergend langzaam worden leeggewrongen. Het water druipt in de nekken der werkeloozen, langs hun verschoten kraag en de afgetrapte broekspijp, het water siepert bij iederen stap door de lekke zolen der versleten schoenen. In het druilerige grijs van den regendag, tegen het gele gebouw op het Hekelveld brandt de doffe gloed van een roode vlag.
Halfstok.
Voor het zwarte aanplakbord verdringen zich de werkeloozen: 28 dooden op de Zeven Provincieën, 34 gewonden.
‘Huichelaars, met d'r rooie vlag. Heb je gelezen wat Kramer in de kamer gezegd heeft? Dat hij zich die sympathiebetuiging in het vuur van z'n rede had laten ontvallen....’
‘En Wibaut, dat het gezag onmiddellijk hersteld moet worden....’
‘En de resolutie van het Cambo, die hun daad scherp afkeurt omdat ze de strijd alleen voeren met legale middelen!’
‘Heb je het artikel van Goudriaan gelezen in de Groene?’
| |
| |
‘Mijn te duur, ik weet het ook zoo wel. Goudriaan zegt het, Albarda denkt het.’
‘Doet het, bedoel je.’
‘Nou ja, als ie de kans krijgt. Colijn wil niet.’
Tusschen de menschen door schuiven colporteurs.
‘Extra editie! Het Volk! De Tribune!’
‘Tegen zoo'n vliegmachine doe je niks’, zegt een magere, lange. ‘'t Is nog mooi dat ze die dingen in Batavia 24 uur op hebben gehouden. Sabotage natuurlijk van de bruintjes. Van de Java hadden ze er op moeten schieten.’
‘De Java had heelemaal niet op moeten stoomen.’ ‘Invloed van de bonden.’
‘En dat het beste deel van de bemanning al in de knijp zat.’
Tusschen een groepje van een twintig menschen staat een oud marinegast te redeneeren. ‘Als ze gewild hadden, hadden ze de mitrailleurs als afweergeschut kunnen gebruiken. In ieder geval om 'm boven de schuit weg te houden. Of ze hadden de kleine kanonnen tegen de verschansing op kunnen monteeren. Als ze in de toren waren gaan zitten, had de bom hun niks gedaan. Ze wouen niet. Net als altijd te goed van vertrouwen. Tien minuten bedenktijd kregen ze, na zes minuten is de bom gevallen. 't Schip was niet eens gevechtsklaar.’
‘Ze hadden full speed op moeten stoomen naar Priok of meteen schieten toen het eskader in zicht kwam. Op 9 mijl schiet je met die 28-ers de Java toch zeker in elkaar?’
‘Ik zei je 't al, man, ze wouen niet. Geen bloedvergieten. Op de solidariteit van anderen hebben ze gere- | |
| |
kend. Ze telegrafeerden toch dat ze kwamen om de gevangen maats te bevrijden.’
‘Op ons hebben ze ook gerekend en wat doen wij?’
‘Aan het van Heutsz monument staken ze....’
‘Aan het monument! En het NAS? en de modernen? en de haven?
‘In onze tijd’, gaat de marinegast verder, ‘in Soerabaja, op de Zeven....’
Een arbeider in een verschoten regenjas dringt zich door de groep heen:
‘Jezus, Joris’.
‘Verdomme, de Ruiter.’
‘Hoe kom jij hier?’
Gearmd wandelen de twee kameraden het Spui langs. ‘Toen ik uit de lik kwam’, verklaart Joris, ‘hebben ze me van de reclasseering aan een bootje geholpen. Wilde vaart, lange reis, twee, drie jaren van huis af. Eindelijk bij de Holland-Amerika Lijn. Nou na dat gevalletje met de Rotterdam sta ik zonder steun op de keien. Denk, dan kan ik evengoed eens naar Amsterdam gaan.’
‘De muiterij op de Rotterdam? Was jij daar ook bij?’ ‘Natuurlijk. Denk je dat ik op m'n oue dag voor maffer ga spelen? 't Beste oogenblik van m'n leven man, toen die bokkeslingers aan boord kwamen en de oue hoopte dat 't knokke zou worden. Een half uur later zaten we gemoedelijk met elkaar te kruisjassen in 't stookhol!’
‘Weet je dat Willem ook hier is?’
‘'k Heb zoo iets gehoord. Ze vertelden in Rotterdam van dat gevalletje met de Dordrecht.’
‘Daar was ik ook bij. Allebei werkelooze havenarbei- | |
| |
ders. Wat kan je dan mooier hebben dan zoo'n nachtelijke overval op een schip met onderkruipers. De oue wist niet wat ie beleefde. Had de tros naar de sleepboot al vast laten leggen. Willem heeft 'm losgegooid. 't Heele maffersstelletje hebben we naar Amsterdam gebracht in een taxi.’
Joris grinnikt: ‘De oude garde gaat nooit verloren! Heb je ooit nog wat gehoord van Hannes?’
‘Woont naast me!’ zegt Klaas. ‘We zitten samen in de commissie van de huurstaking. Je zult wat beleven als je straks in de straat komt.’
‘Verrek! dat treft. En je moeder?’
‘Oud geworden natuurlijk, maar nog net zoo vol vuur als vroeger. Donders kerel, wat zal ze lekker zijn als ik je meebreng.’
De lucht is grijs alsof ontzaglijke natte dweilen tergend langzaam worden leeggewrongen.
Als ze de Raadhuisstraat inslaan, schreeuwt een colporteur: ‘Extra editie - bom op de Zeven Provinciën - 28 dooden.!’
⚫
Behagelijk achterover in zijn leeren Chesterfield blijft Fynaart nog even kijken naar de rijk gebeeldhouwde deur, waardoor het frêle figuurtje van mevrouw Duiveschot zoo juist weggegaan is.
Op het ronde, blauwglazen blad van de tafel, - wonderlijk, denkt hij, dat die moderne meubelen in een typisch patriciërshuis als dit is, toch niet détoneeren - geurt koffie.
| |
| |
‘Neem ze,’ zegt Duiveschot hartelijk, ‘Havanna's.’ Over het harder geworden gezicht van den advocaat speelt een lachje. ‘Bofhannes - zoo'n vrouwtje - en ook nog vermogen.’
‘Jaloersch?’ Opensnijdend een roman op de bureautafel voor hem - Duiveschot is het onaangenaam als er over het vermogen van z'n vrouw wordt gesproken. - ‘De advocatuur betaalt anders over 't algemeen beter dan de rechtbank. Zoo 'n zaakje met die huisjesmelkers zal je zeker geen windeieren leggen?’ Verkeerd, denkt Fynaart, misschien is er iets van aan dat z'n schoonvader hem aan de lijn houdt, beter het anders aan te pakken als ik werkelijk iets gedaan wil krijgen voor Beeldinger.
Waardig: - ‘'n kwestie van principe. Als het lukt om beslag op de uitkeeringen te leggen is hun actie naar de haaien - eenig mooglijke manier tegenwoordig om het recht op eigendom te verdedigen....’
Duiveschot vraagt: ‘In die zaak van van Garderen was jij toch ook pleiter?’
Of hij rechter van instructie is, denkt de ander, en ik de beklaagde. Voelt, achter de vraag verborgen, oude tegenzin tegen Duitschland. ‘Of hij tien keer fascist is’, antwoordt Fynaart, ‘als een amice van mij zich in noodweer verdedigt tegen een stel opgeschoten jongens, dan pleit ik.’
‘Op zijn leeftijd,’ Duiveschot leunt achterover in zijn stoel, hij heeft een gewoonte gekregen om den zegelring aan zijn rechterhand met duim en vinger van de linker te draaien, ‘moest een man als van Garderen zich met zulke dingen niet bemoeien. Dat gespeel met soldatenpakjes, goed voor H.B.S.-jongens.
| |
| |
Hitler en dat schorum van de S.A. hebben wij in Holland niet noodig. Onze regeering kan het alleen af.’
‘Als Dolfuss?’
‘Desnoods als Dolfuss!’
Verrekt lastig, denkt Fynaart, als je geld komt vragen voor een ander. Er zou nog wel iets te zeggen zijn over die kwestie. Engelsche sympathieën natuurlijk en aandeelen Shell, hoewel juist Deterding....
Zou Duiveschot nu waarachtig niet begrijpen dat de eenig mooglijke combinatie tegen Rusland...? Enfin, beter misschien iets over zijn practijk te vragen:
‘Gaat dat hooger beroep door?’
‘Waarschijnlijk.’
‘Snap ik niet. Een betere speech tegen de communisten heb ik in lang niet gelezen, zooiets heeft toch waarde....’
‘Dat heeft het.’
‘Maar als dat zoo is, en heelemaal, nou ie gezegd heeft dat het alleen tegen een loonsverlagingsactie ging, in Holland, met die belofte dat hij geen actie meer voor die lui van de Zeven zal voeren omdat de verkiezingen....’
‘In die verkiezingen zit het.’
‘Maar als je een martelaar van hem maakt, wordt hij zeker gekozen!’
‘Als er toch een toename van roode stemmen komt, en dat komt er, wie denk je dat we liever hebben, hem, of Sardjono?’
‘Handig,’ zegt Fynaart bewonderend, ‘verdommes handig’, en ziet op het gezicht van Duiveschot een trek van voldoening alsof hij zijn eisch reeds toegewezen kreeg voor de rechtbank.
| |
| |
‘En nu, à propos’, vervolgt hij, waar ik eigenlijk voor kom. Je weet toch Beeldinger? Na dat geval in '17, toen ze hem naar Indië gestuurd hebben omdat ie zoo'n beetje, nou ja, aan 't malen geraakt was? Hij heeft daar toen schijnt het zoo'n beetje gemodderd, had een paar theosofische vrienden die hem hielpen, ook pacifisten. Met de crisis is ie natuurlijk ontslagen, vermogen van z'n vader met die krach in Amerika naar de haaien, ik had gedacht als wij eens, met een paar oue vrienden....?’
‘Je had je de moeite kunnen sparen.’ Duiveschot is opgestaan, zijn gezicht is nu heelemaal het officieele van voor de rechtbank. Hij loopt heen en weer door de kamer. ‘Is zelf al hier geweest. Nee, heb ik gezegd, logeeren, eens komen eten, persoonlijke raad, best. Protectie, geld, - nooit. Voor werkverschaffing de arbeidsbeurs, eerlijk. Wat geld betreft, als ik geef, en ik geef veel, een vast bedrag per jaar, volgens mijn inkomen voor organisaties. Kwestie van principe.
Het spijt me’, zegt ie zachter, ‘vooral omdat jij er om komt. Maar er zijn bepaalde regels waar ik nooit van afwijk. Als ambtenaar, in deze tijden, heb ik de verplichting van onpartijdige gestrengheid.’
Zwijgend legt Fynaart het restje van zijn sigaar in de aschbak. En die wil zoogenaamd niets weten, denkt hij bitter, van de Herrenrasse!
Joviaal tikt Duiveschot hem op den schouder. ‘Komaan kerel, zoo denk ik nu een keer. Je blijft toch eten? Mijn vrouw rekent er beslist op.’ En dan, half onverschillig: ‘heb je al eens geprobeerd bij Rollade?’
⚫
| |
| |
Uit de groote aula van het Troelstra-oord stroomen de cursisten. De jongere deelnemers aan den kadercursus wandelen bij groepjes het bosch in, waar Henk van Laar een voordracht houdt over het leven der paddestoelen. ‘Bijzonder gevaarlijk zijn die met de heldere kleuren. Hier, deze vliegenzwam, zoo fraai rood met zijn witte puntjes is een van de vergiftigste soorten.’
Op het terras hebben de oudere heeren hun colberts uitgetrokken en liggen met een sigaar in den mond, achterover in hun leunstoel.
Zwijgend wandelen Toon en Gerrit naast elkaar over het blanke grindpad naar de van Kol bank. Als het blauwpaarsche landschap van heide en dennen zich voor hen uitbreidt, zegt Toon:
‘Eerst heb ik me 't brood uit de mond gespaard om de jongen te laten studeeren. Nou loopt ie met z'n akte, als werkeloos onderwijzer. En door die mooie wet waar wij voorgestemd hebben, gaan d'r opnieuw 2500 collega's van hem op de keien.’
Nijdig smijt hij zijn cigaret weg.
‘Jan heeft ook een goeie kop, zegt de meester. Wou naar de MULO. Kan natuurlijk geen pest van komen met de nieuwe loonsverlaging.’
Gerrit aarzelt. ‘Je weet het niet meer,’ zegt hij, ‘als raadslid, wat of je doen moet. Michels is toch ook gedeputeerde, en dié eischen dat we de loonen verlagen. De afdeeling is natuurlijk vlak tegen. Maar Wibaut is toch tenslotte de financieele specialist van het P.B. en ak die in Zaandam nou....’
‘Luister eens Gerrit’, zegt Toon ineens heftig, ‘kan jij daar nou werkelijk inkomen dat we in deze tijd
| |
| |
allereerst moeten vechten tegen de communisten?’ ‘Tegen communisten én fascisten’, verdedigt Gerrit mat, ‘de communisten ondermijnen het gezag van de leiding.’
‘Van kerels als Schaper zeker’, moppert Toon, ‘die zich voor de Oranje furie in Den Haag laten gebruiken!’
Beiden zwijgen.
Aan den anderen kant van de bank klinken stemmen: ‘Geloof jij dat het initiatief van Duys nog op tijd komt?’
‘Stil’, fluistert Gerrit, ‘laten we luisteren: Kiès en Vorrink.’
De autoritaire stem van den jeugdleider antwoordt: ‘Sterk de vraag! Het voornaamste motief om met ons samen te werken: de angst, heeft de bourgeoisie door de gebeurtenissen in Duitschland verloren. Zooals het nu staat, vrees ik dat onze medewerking haar te duur schijnt.’
‘Je bedoelt de loonen?’
‘Niet alleen de loonen. De geheele democratische rompslomp met zijn vergaderingen, overleg, congressen. In dezen tijd wil de bourgeoisie een bewind hebben dat oogenblikkelijk en rücksichtslos, zonder overleg met college's en instanties kan handelen.’
‘Toch beteekent de koers van Duys een volledig breken met de beginselen van de tactiek, die Troelstra neergelegd heeft in de resolutie van Arnhem.... Naar mijn meening is de partij groot geworden doordat Troelstra haar de kunst geleerd heeft op twee paarden te rijden.’
| |
| |
‘Jullie vergissen je allemaal’, zegt Vorrink, ‘schromelijk, met je theorie van die twee paarden. Als ik een vergelijking zou gebruiken.... ken je die geschiedenis van Münchhausen? De haas met acht pooten, die beurtelings de vier aan zijn buik en die op zijn rug gebruikte en nooit moe werd? Dàt was Troelstra. Eén beest begrijp je. De kracht, waardoor Troelstra zijn menschen mee trok was, dat hij zelf nog geloofde in die eenheid. In Troelstra's tijd was het nog mogelijk te denken, dat de bourgeoisie, hetzij door inzicht, het zij door revolutionnaire pressie van anderen werkelijk tot een verregaande vreedzame omvorming gebracht kon worden. Een omvorming met socialistische bovenbouw op in wezen ongeschokte, kapitalistische fundamenten. Met de winsten uit Indië ging de illusie samen verloren. Er zijn nu alleen nog maar hazen met pooten aan de buik of aan de rug. Wie ze beurt om beurt uitstuurt, bereikt alleen dat ze alle twee worden gevangen.’
‘Je bent dus ook van meening dat we consequent moeten kiezen?’
‘Ik heb gekozen. In geen enkel geval een revolutionnaire beweging van de domme massa. De groote fout van Hitler is, dat hij die massa heeft losgelaten.
Kijk eens, Kiès, als ik het goed begrijp is alles wat er in de wereld gebeurt zooiets als een groot schaakspel. Aan de eene kant van het bord proletariaat, de revolutie, een donkere oerkracht die onze heele maatschappij ondersteboven keert en van alles wat wij door de eeuwen heen gebouwd en geloofd hebben geen steen overeind laat. Aan de andere kant alles wat het behoud wil. Begrijp me goed, behoud van den ouden
| |
| |
grondslag. Wat op dien grondslag gebouwd zal worden, romantiek of nieuwe zakelijkheid of neo Classicisme, daarover kunnen de meeningen uiteenloopen. Hoofdzaak is, dat zich op het oogenblik alles vereenigt voor het behoud van den gemeenschappelijken grondslag, tegen het communisme. De partij tegen de revolutie moét gewonnen worden. Het is niet meer dan billijk dat de sterkste speler aan het schaakbord plaats neemt. In een vorige periode was de beste speler dien men naar voren kon brengen, Troelstra. De methoden van het spel zijn sindsdien veranderd. Wie de nieuwe man hier aan het Hollandsche bord zijn zal, staat nog niet vast. Colijn niet, Mussert ook niet, alleen de methode staat vast waarnaar hij moet spelen.’
‘Een Hollandsche Dolfuss?’
Vorrink antwoord niet. In de verte hoort hij een troepje cursisten zingen in de bosschen: ‘Rechts de jongens, links de meisjes, en ik zelf er midden in.’ De twee oud-officieren wandelen terug in de richting van het Troelstraoord.
Bitter zegt Toon: ‘Ik ben benieuwd hoe lang het nog zal duren eer de vaderlandsche driekleur ook van die toren daar wappert.’
⚫
In de stille kamer aan de Anjelierstraat, voor het lage schaaktafeltje bij het raam, zitten Klaas en Joris.
‘Haring als zalm, haring als zalm’, galmt de langgerekte roep van een venter door de straat heen.
De klok tikt.
| |
| |
Achter bij het theestel scharrelt moeder Keetje. ‘Ik word oud’, klaagt ze, ‘ik begrijp niets meer. Dat zoo 'n Bouwman Willem uit de federatie trapt, alleen omdat hij voor de IAH werkt! Hoe moeten z'n vrouw en z'n kinderen nou rond komen, als er nog een knaak van de steun afgaat! En Kitsz, die in de raad, tegen de verlaging van de loonen niks dan een papieren protest stelt.... In mijn tijd....’
‘Stil nu, moeder’, zegt Klaas vrindelijk, ‘Joris speelt vandaag al slecht genoeg. Als je hem nou in de war brengt verliest hij zeker.’
Achteloos brengt Joris een paard naar voren:
‘We verliezen toch! Elke partij die het proletariaat speelt, verliest het.’
‘Dat zeg jíj? Een van de stakers van de Rotterdam?’ ‘Niks dan uitstel. Je zult zien dat de nieuwe loonsverlaging er nou toch door komt. Zonder staking!’
Klaas verschuift op het bord den raadsheer. ‘Koning schaak. Als je zoo denkt verlies je zeker.’
‘IJsko’, roept een venter beneden op straat. ‘IJsko!’ Een kind stommelt de trap op.
‘Weet je nog’, zegt Klaas, ‘die avond voor de vergadering in Soerabaja? Was je toen zeker te winnen?’ ‘Ik niet,’ antwoordt Joris, ‘maar dat 't proletariaat zou winnen, geloofde ik vast, en nou hebben we Hitler.’ ‘En toen ze plotseling door dat gat in het dak naar beneden kwamen, wat zei je toen tegen Hannes? “Wij zijn er bij, maar de revolutie gaat verder.” Is het soms geen vooruitgang bij '18, dat nu, op de Zeven, de bruintjes ook meegedaan hebben. Hand in hand inlanders en blanken?’
‘Daarom zitten ze op Onrust en aan de Digoel.’
| |
| |
‘Zitten de Russische kameraden ook aan de Digoel? Of bouwen ze 't socialisme? Hebben we soms niks geleerd in al die jaren? Is de partij niet vergroeid met de massa? Zie je niet voor je oogen het eenheidsfront van onderop groeien, zie je niet hoe de democratische illusie zelfs in de koppen van iemand als Arie volkomen gelikwideerd is?’
‘Als er maar niet overal verraad was. Zulke kerels als Duys en Sneevliet die nu zelfs de stakende stukadoors in den rug valt.’
‘Ik heb je wel eens hooren zeggen: de bevrijding der arbeidersklasse moet het werk van de arbeiders zelf zijn....’
Moeder Keetje brengt de theekopjes. Joris schuift het schaakbord weg. ‘Ik geef me gewonnen’, zegt hij. ‘Maar hoe noem jij het dan, als je je heele leven hebt gevochten in de arbeidersbeweging, zeven jaar in de knijp gezeten en tenslotte nog even ver bent?’
Klaas is begonnen de stukken op het schaakbord weer in de rij te zetten. ‘Als het proletariaat nog altijd de eenige kracht is, de kracht van den arbeid, waardoor de wereld hersteld kan worden, als het proletariaat nog altijd leeft en wil strijden,’ zegt hij, ‘als wij hier allebei in de volle kracht van ons leven tegenover elkaar zitten en nog net een spel kunnen spelen eer de vergadering om acht uur gaat beginnen, dan noem ik dat geen verloren partij, maar een partij remise...’
EINDE
|
|