hunne manhaftige Vaderen zich gekweten hebben voor de Vryheid en alle die voorrechten wier bezit ons thans zo gelukkig maakt: wien zoude ik de vrucht myner poogingen gevoegelyker toewyden, dan Uwe Doorluchtigste Hoogheid, wiens roemruchtig Huis zo veel voor die zelfde Vryheid bestaan heeft, en onder wiens voorspoedig bestier wy dezelve zo heerlyk zien bloeijen? 't Is dan aan de voeten Uwer Doorluchtigste Hoogheid, dat ik de eer heb dit myn Tooneelstuk neder te leggen. Kan ik my erinneren op welke eene gunstige wyze het Uwe Doorluchtigste Hoogheid behaagd heeft my zulks toe te staan, zonder het innigste genoegen in dit bewys van mynen eerbied te vinden! Hoe gelukkig zoude ik my achten, indien ik, eenig recht verwervende op de goedwilligheid van 't grootmoedig Volk waartoe ik behoor, my te gelyk verëerd zaage met de goedkeuring van eenen Vorst, die deszelfs aangeborene goedheid en de billykheid, de grondslag zyner deugden, zo rechtmaatig met al de liefde van eene vrye Natie beäntwoord ziet! Misschien dat myne bedoelingen vermetel zyn; maar niets edelers kon voor 't minst het voorwerp myner eerzucht weezen.
Bezield met al 't ontzag 't welk ik den Be-