Hoofdstuk I
inleiding met de nodige waarschuwingen
maatschappelijk uitgangspunt: voltooiing emancipatie
Een tien- tot vijftiental jaren geleden was het geen bon ton om het woord
vrouwenemancipatie in de mond te nemen. Dat deed denken aan een strijd die al
decennia lang achter de rug was en waar met goedmoedige spot op teruggeblikt
werd. De emancipatie was toch allang een feit geworden! Als men dat in twijfel
durfde trekken, lag er een handzaam argument gereed, dat ook door vele vrouwen
in geschrifte is en wordt gehanteerd: de vroegere vrouwenbeweegsters zouden zich
een doel hebben gesteld, dat niet bereikt werd, omdat het een verkeerd doel was.
Zij zouden gelijkheid hebben nagestreefd, terwijl slechts van gelijkwaardigheid
sprake kan zijn.
Dit argument echter berust op een taalkundige verwarring, die men niet op
rekening van de vrouwenbeweegsters kan schuiven. Zij bezigden inderdaad het
woord gelijkheid, maar niet in de zin van ‘gelijk aan de man’, maar in de zin
van ‘gelijke van de man’. Omdat zij de gelijken van de man wilden worden,
streden zij niet alleen voor gelijkwaardigheid maar ook voor
gelijkgerechtigdheid. Die zij overigens maar gedeeltelijk bereikten. Daar kon
men het dan tenslotte wel over eens worden.
De laatste jaren is er een kentering te bespeuren, misschien onder invloed van
alle kenteringen die wij op andere gebieden - religie, seksualiteit, politiek -
meemaken. De vrouwenemancipatie wordt meer besproken en minder als een afgedane
zaak beschouwd.
Mijn uitgangspunt is, en dat is de eerste waarschuwing aan de lezer, dat verdere
emancipatie van de vrouw noodzakelijk is. Een wereld, waarin de ene helft van de
mensheid de andere helft niet voor vol aanziet, zal ook nooit de vele andere
minderheidsproblemen oplossen.