Werk(1926)–Prosper Van Langendonck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] O weest mij goed... O weest mij goed, gij die mijn vrienden zijt of simpel menschen, die de menschen mint; ik ben zoo zwak, zoo droef, zoo lafgezind, zoo zonder veerkracht in den mannenstrijd. Ik ben als 't arm verlaten zwervend kind, dat om zijn heengegangen moeder schreit, - steeds zoekend dat heur stem zijn ziel verblijd' - en haar niet vinden kan en nimmer vindt. En 'k weet dat ik haar nimmer vinden zal, en streef toch voort, met starren kinderzin, trots menschervaring als geen' mensch geviel. O weest mij goed in 't luid en ruw geschal dier mannen, forscher in hun menschenmin dan 't droefstil kreunen van een kinderziel. 1893 Vorige Volgende