Werk(1926)–Prosper Van Langendonck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Langs zomervelden Langs zomervelden wil ik zwerven, waar hemelreine liedren zingen, die tot den grond des harten dringen, langs zomervelden, waar het koren goudglanzig deint in wijde golven, vol kollen, in die zee verloren, roodlachend nu, dan weer bedolven. Langs zomervelden wil ik zwerven, oneindig breed als oceanen, waar nooit de blauwe sferen tanen, geen woud begrenst de verre kimmen; waar, boven 't wereldsch kleine en booze, de ziel, in 't warme licht aan 't klimmen, gansch wegsmelt in het eindelooze. Langs zomervelden wil ik zwerven, waar, uit den hoogen, 't heimvol duister, doorzilverd van den starrenluister, neerzinkt als dauwvocht zoet en lavend; waar starren liefdevonken wekken, en, in den weeldevollen avond, onze armen zich ten hemel strekken. 1889 Vorige Volgende