Werk(1926)–Prosper Van Langendonck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Metempsychose Een zwervende boetelinge langs ruwe en dorre paân, door 't loodzwaar pak gebogen van vroeger euveldaân, zoo zwoegt de Ziele door 't leven, dat eindeloos zich strekt, steeds uit heur smeulende asch weer, als Feniks, opgewekt. Want, legt ze een sterflijk hulsel, - versleten reispak - neer, dan vindt ze, in een ander lichaam, een lijdensvorm te meer. Meer zonden laat heur elk leven na zich op den boord van 't graf, die eischen, van 's hemels vierschaar, een steeds verzwaarde straf. Ook groeit, met ieder leven, 't besef van goed en kwaad, doch hooger klimt het oorbeeld en lager zinkt de daad! [pagina 15] [p. 15] O zaagt ge om 's knaapjes lippen den lach der onttoovering niet? Om heel zijn wezen dien zweem daar van heimelijk verdriet? En zaagt ge geen vurige harten, zichzelven nooit gelijk, die, steeds naar 't goede strevend, steeds stromplen in het slijk? Wat hebt gij, o Ziel, dan geleden, in vroegeren levensstrijd? Wat naamlooze misdaân bedreven waarvoor gij heden lijdt? Hoort, huilend als de baren der rustelooze zeên, holt door den nacht der tijden 't onsterflijk menschdom heen. Wee! zwervende boetelinge langs de eindelooze baan door 't loodzwaar pak gedrukt van der eeuwen euveldaân! 1885 Vorige Volgende