Werk(1926)–Prosper Van Langendonck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Maskers De wereld lacht; steeds klinkt haar spotlied ons in de ooren. 't Vliegt, weergekaatst van d'een naar d'andren kant der straat. Verzwonden schijnt de smart, wijl 't treurspel ledig staat en klucht of boert alleen nog hart en geest bekoren. Ach! ieder ding heeft thans zijn waren zin verloren! 't Woord is de mom nu der gedachte. Sombre haat zweeft in den zoetsten lach der vriendschap op 't gelaat, en door een spotwoord voelt men teedre liefde boren. Wat vond men lust in meengen traan, in blij geschal vertwijfling, kon men door die maskers henendringen: Werd heel de wereld niet een vastenavondbal? Wij juichen. wen in 't oog ons bittre tranen springen van spijt en wanhoop. - Wie doorgrondt, in 't menschenhart, het weenen van de vreugde en 't lachen van de smart? 1883 Vorige Volgende