Werk(1926)–Prosper Van Langendonck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Circe Daarnevens bromt het woelig bal. Hier, in de gangen, hier zingt en brast men woest. Een weiflend gaslicht daalt met spookrig weemlen op der drinkers paarse wangen en speelt in 't gulden nat dat in de bekers kraalt. Daar rijst zij op, de forsche en zwierge leest omvangen door rood fluweel, waarin het blank der borsten praalt, het wezen door een nimb' van helsche pracht omstraald, den wulpschgeplooiden mond vol bandelooze zangen. Eens gaf een vrouw aan 't menschdom 't leven. Slechts de dood huist in haar flanken. O! een afgrond is haar schoot, een afgrond die verzwelgt goud, liefde, heil en leven. Daar rijst de Circè op, wijl in haar oog een vonk der helle gloeit en, in een spotlach, 't glas geheven, roept zij, met heesche stem: ‘Der Liefde deze dronk!’ 1883 Vorige Volgende