De wiskunstenaars of 't gevluchte juffertje
(1978)–Pieter Langendijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
Raasbollius
Wel dokter ezelskop! 'k zal myn defenzie maaken.Ga naar voetnoot446
Uw zotheid zal ik elk doen weeten, in geschrift.
Urinaal
Ja vloek en raas maar. 'k Heb uw stelling zo gezift
En uitgepluist, dat gy zoudt als een dwaas staan kyken
450[regelnummer]
Indien ik schryven wou: maar 't zou me niet gelyken:Ga naar voetnoot450
Zo ik 't dispuut al won; ik won 't maar van een zot!
Raasbollius
ô Starren! zon! en maan! hoe deerlyk is uw lot!
Zo gy uw loop voortaan zult moeten reguleeren,
Zo als 't die man verstaat!
Eelhart
Ik bid u, braave heeren,
455[regelnummer]
Dat gy bezadigd my den grond van uwe zaak
Eens voorlegt.
Urinaal
Dat is 't geen, myn heer, daar ik nâ haak.
Eelhart
Nu, gaat dan zitten, valt malkaâr niet in de reden,
En laat die dokter eerst zyn argument ontleeden.Ga naar voetnoot458
(Eelhart en Filipyn beginnen te eeten)
Urinaal
Myn stelling is aldus: de zon staat vast en stil;
460[regelnummer]
De waereld zeilt haar rond, en draaijt eens op haar spil,Ga naar voetnoot460
Of doet een ommekeer in vier en twintig uuren;
Dat maakt den dag en nacht.
| |
[pagina 72]
| |
Raasbollius
Zwyg! 't moet niet langer duuren!
Hoe draaijt de waereld dan, en zeiltze te gelyk?Ga naar voetnoot463
Waar zeiltze heen?
Urinaal
Rondom de zon.
Raasbollius
Goed; toon dan blyk.Ga naar voetnoot464
Urinaal
465[regelnummer]
Ze zeilt allenskens door de twaalef hemeltekenen
Net in een jaar, als wy Astrologisten rekenen;
In 't punt van Ariës begint ze, omtrent de maart;Ga naar voetnoot467
Zo als 't Kopernikus, die groote man, verklaart.
Raasbollius
Dan was Kopernikus de gekste gek der gekken.
470[regelnummer]
En om uw botheid aan deez' wyzen heer te ontdekken,
Zo zeg ik, dat de kloot der aarde vast moet staan:Ga naar voetnoot471
Dewyl ze een lichaam is.
Urinaal
Wel botmuil, is de maan
Dan ook geen lichaam, dat men in zyn kring ziet loopen?
Raasbollius
Ja, maar geen aarde, vriend, hoor, 'k zal 't u eens ontknoopen:
475[regelnummer]
Zy is een lichaam, doof en licht, gelyk een veer:Ga naar voetnoot475
Dies doet ze makk'lyk in een maand haar ommekeer;Ga naar voetnoot476
| |
[pagina 73]
| |
Daar 't aardryk door zyn zwaarte in 't middelpunt moet blyven,
Terwyl de zon en maan in hunne kringen dryven.
Gooij eens een steen om hoog, die valt weer naar om laag
480[regelnummer]
Op de aarde, 't middelpunt. Nu gekskap, is de vraag,
Of deeze steen niet naar de zon zou moeten vliegen,
Indien zy 't punt waar?
Urinaal
Neen: je zult me in slaap niet wiegen.
De lucht dryft zulken steen weêr nâ zyn oorsprong, de aard;
Wyl hy een deel is van zyn lichaam; ja hy vaart
485[regelnummer]
Met al de kringen van de lucht, die de aarde draagen,
Terwyl ze zeilt mê voort.
Raasbollius
Nog heb ik van myn dagen
Geen botter beest gezien! nou zeit hy zeilt de lucht,
Zelfs, met den maankring en de waereld in één vlucht.
Vent, 't geen gy van den loop der waereld hebt gesproken
490[regelnummer]
Doet juist de zon. Nu is uw argument gebroken.
Gelooft gy niet het geen wy voor onze oogen zien?
Urinaal
De zon loopt wel zo 't schynt: nochtans kan 't niet geschiên.
Let daer maar op: wanneer wy in de trekschuit vaaren,
't Schynt dat het land dan vaart, en wy in stilstand waaren,
495[regelnummer]
En nochtans is 't zo niet; wy vaaren immers voort?
Raasbollius
Wie heeft zyn leeven zulk een kettery gehoord!
Urinaal
Dat is geen antwoord; dat repliek staat niet op pooten.
Raasbollius
Wel om jou stelling dan in één reis om te stooten,
Zo schryf ik hier een mathematische figuur.
(Raasbollius schryft met een groot stuk kryt een cirkel op het toneel)
500[regelnummer]
Daar staat een cirkel; en 't is vaster dan een muur,
| |
[pagina 74]
| |
Dat alle kunstenaars het punt in 't midden stellen.Ga naar voetnoot501
Bekent gy dat niet?Ga naar voetnoot502
Urinaal
Ja.
Raasbollius
Wie zoudt gy dan vertellen,
ô Domme botmuil! dat de waereld zeilen kon?
(Hy neemt de schotel met slaa van de tafel, en zet die op het eind van den cirkel)
't Punt is de waereld. En zie daar, daar staat de zon
505[regelnummer]
Vlak op den cirkel. Zie zo moet men 't u doen weeten.
Filipyn
Och! och! zy denken wis, de zon straks op te vreeten!Ga naar voetnoot506
Urinaal (schryft ook een cirkel en zet den ham in 't midden)
Geef hier het kryt. Daar staat myn zon in 't punt van 't rond.Ga naar voetnoot507
Filipyn
De duvel haal je met je zonnen.
Urinaal (zet de boetelje op 't eind van zyn cirkel)
Hou uw' mond!
Daar staat myn waereld.
Raasbollius (zet een boetelje in 't midden van zyn cirkel)
Daar de myne.
| |
[pagina 75]
| |
Naar de gravure van P. Tanjé, volgens de pasteltekening van Cornelis Troost, verbeelding van het negentiende toneel
Filipyn
Watte dingen!
Urinaal
510[regelnummer]
Waar stelt gy nu de maan?
Raasbollius
Dan moet ik wat verspringen.
'k Maak deezen cirkel om myn waereld, 't middelpunt.
Filipyn
‘Ik docht wel dat hy 't op dien schotel had gemunt!
| |
[pagina 76]
| |
Raasbollius (zet een klein schoteltje met spys op den cirkel die hy om de boetelje heeft gemaakt)
Daar staat de maan.
Urinaal (trekt een' cirkel rondom de boetelje, en zet'er een klein schoteltje met spys op)
En daar zou zy my best behaagen.
Raasbollius
Nu loopt myn maan haar koers, om 't punt, in dertig dagen.
Urinaal
515[regelnummer]
Nu zeilt myn waereld voort, en neemt den maankring mêe.
Beginnende haar' loop in die Sodiaks snê.Ga naar voetnoot516
Filipyn
Och! zo de loop begon van de andere planeeten,
Hiel ik hier niet één brui te drinken of te vreeten!
Met je permissie, dat ik deez' planeet eens spreek.
(Filipyn drinkt uit één van de boeteljes)
Raasbollius
520[regelnummer]
Myn stelling is bedacht van hem, die niemand weekGa naar voetnoot520
In kunst, hy was één van de wyzen van Egipte.
Urinaal
Ja, Ptolomeus. Maar de vriend, dien ik uitkipte,Ga naar voetnoot522
Was held Kopernikus, een wonderbaarlyk man!
Filipyn
'k Drink hun gezondheid, schoon ik geen van beide kan.
| |
[pagina 77]
| |
Raasbollius
525[regelnummer]
Zeg, Wysneus, hoe gy my zult kunnen overtuigen?
Urinaal
Wel, Raasbol, met d'eklips legt voort uw zon in duigen.
(Filipyn zet alles weer op de tafel)
Raasbollius
Doe my de eklipses van uw maanlicht dan verstaan.
Urinaal
Dan zeilt myn waereldkloot vlak tussen zon en maan.
Myn maan is in zich zelf een lichaam zonder luister,Ga naar voetnoot529
530[regelnummer]
Het is, wanneer de zon het niet bestraalt, gants duister.
Als nu de zon de streek der Antipôon beschynt,Ga naar voetnoot531
En hier de maan op is, gelyk gy weet, verdwynt
Haar wederglans, zo ver als haar de zonnestraalenGa naar voetnoot533
Niet kunnen vatten. 'k Zou 't wel weeten af te maalen
535[regelnummer]
In deezen kring: maar 'k denk dat gy het wel verstaat.
Raasbollius
Zeg nu hoe 't met de eklips van uwe zonne gaat.
Anzelmus
Maar zonder schelden: want gy zyt geen appelwyven,
Foei! 't staat zo lelyk als geleerde lui zo kyven.
Urinaal
Dan neemt myn maan haar plaats ten deele voor de zon.
540[regelnummer]
Die stil staat; als men 't flus in 't punt bewyzen kon.Ga naar voetnoot540
Raasbollius
Zo plaatst myn maan zich ook.Ga naar voetnoot536/541
| |
[pagina 78]
| |
Urinaal
En de andere planeeten?
Filipyn
Ik bidje blyf daar af, dan houwen wy ons eeten.
Raasbollius
Maar dat bewyst nog niet hoe dat de waereld draaijt.
Urinaal
Wel, met dit argument zyt gy terstond bekaaijd:
545[regelnummer]
De zon, die grooter is, dan de and're hemeltekenen,
En zo veel duizend myl van 't aardryk, als wy rekenen,
Vloog tienmaal sneller dan een pyl vliegt uit een boog,
Ja kogel door de lucht, indien zy zich bewoog;
Het welk onmoog'lyk is, en daarom moet zy blyven
550[regelnummer]
In 't middelpunt.
Raasbollius
ô Neen: zy kan gemaklyk dryven;
Haar lichaam is niet vast, als dat van 't aardryk is:Ga naar voetnoot551
Maar geest uit geest van vuur: dies is uw stelling mis.Ga naar voetnoot552
Maar waant gy dat de zon zo schrikk'lyk groot zou weezen,
En ook zo ver van de aarde, als we in de boeken leezen?
Urinaal
555[regelnummer]
Ja heer Raasbollius, dat's vast.
Raasbollius
'k Geloof het niet:
De zon is net zo groot gelyk men ze altyd ziet,
En ze is zo ver niet van de waereld als wy meenen.
Urinaal
Geef daar bewys van: ik zal graag myn ooren leenen.
| |
[pagina 79]
| |
Raasbollius
Hebt gy wel ooit gezien hoe dat by avond 't licht
560[regelnummer]
Meer als een myl ver zich vertoont voor ons gezicht?
En hoe de vlam der kaars vergroot, schoon and're zaakenGa naar voetnoot561
Verschieten door de verte, en uit onze oogen raaken?Ga naar voetnoot562
Urinaal
Ja.
Raasbollius
'k Stel dan dat de zon veel kleiner is dan de aard:
Dewyl ze een licht is.
Urinaal
Wel, dat is opmerkens waard.
Raasbollius
565[regelnummer]
Goed. Zo zy 't edelst deel van 't vuur is, zyn haar' straalenGa naar voetnoot565
Bequaam om op de maan en 't aardryk neêr te daalen;Ga naar voetnoot566
Al is ze net zo groot als zy van verre schynt:
Zo dat uw' stelling door dit argument verdwynt.
Zy kan zo klein, ten dienst der waereld, licht'lyk loopen.Ga naar voetnoot569
Urinaal
570[regelnummer]
ô Nieuwe kettery! wat wegen zet gy open
Tot harrewarring, en dispuuten zonder end!
Raasbollius
Daar legt uw heele zon nu glad in duigen, vent.
Urinaal
ô Ketter in de kunst, ik zal 'er op studeeren,
Of 't licht zo wel niet als iets anders kan verveeren!Ga naar voetnoot574
| |
[pagina 80]
| |
Raasbollius
575[regelnummer]
Waar komt het door dat zich een baak vertoont in zee,
Aan schepen, schoon zy zyn veel mylen van de ree?
Urinaal
Daar heeft Kopernikus geen regel van geschreven.
Och! zulk een ketter hoorde op aarde niet te leeven.
Raasbollius
Weg botmuil, al je kunst haal je uit den almenak.
Urinaal
580[regelnummer]
Hou daar quaadspreeker!Ga naar voetnoot580
(Zy gooijen malkâar de boeken naar 't hooft)
Anzelmus
Och! ik bid u, hou gemak.
Urinaal
Ik stel het aan dien heer, laat hy het vonnis stryken.Ga naar voetnoot581
Raasbollius
Ja ezel, ja, wie dat gelyk heeft, zal dan blyken.Ga naar voetnoot582
Eelhart
Myn heeren, dit dispuut is waarlyk van gewicht,
En ik ben in de kunst zo ver nog niet verlicht,
585[regelnummer]
Om vonnis op een zaak van die natuur te geeven.
Filipyn
Ik wel.
Raasbollius
Spreek op dan; zyt gy in de kunst bedreeven.
| |
[pagina 81]
| |
Filipyn
De een zeit de waereld draaijt; en de ander: ze blyft staan.
Hoor, zuip je pens vol wyn; dan zullen zon, en maan,
En waereld draaijen, dat je lui zult suizebollen.
Urinaal
590[regelnummer]
Hoe! spot gy met de kunst?
Filipyn
ô Neen: 'k vertel geen grollen.
Eelhart
Zwyg. Mogt ik uw dispuut in 't net beschreven zien;
Dan wist ik raad om u te helpen.
Urinaal
't Zal geschiên.
Raasbollius
En 't myne zal ik, als het af is, laaten drukken
By and're dingen. ô Ik heb nog duizend stukken;
595[regelnummer]
Het vierkant tegen 't rond des cirkels heb ik wis,Ga naar voetnoot595
Beneven 't oost en west.Ga naar voetnoot596
Urinaal
Iets dat 'er nog niet is
Heeft deeze snapper. Vent dat kan men nimmer vinden.
Raasbollius
Ik weet nu de oorsprongk ook van alderhande winden.
Urinaal
Het laatste zy zo: maar het eerste weet gy niet;
600[regelnummer]
't Getal is surdiesch, en dat's altyd in 't verdriet.Ga naar voetnoot600
| |
[pagina 82]
| |
Anzelmus
Ik bid u laat dien twist tog met malkander vaaren.
Ei drinkt de questie af.
Urinaal
Dat doe ik altyd gaeren.
Myn heer ik merk gy zyt een zeer verstandig man:
Maar wat oploopend. Zo 'k u ergens dienen kan,
605[regelnummer]
Ik ben uw dienaar. Ik verzoek u, wees te vreeden.
Raasbollius
'k Dacht niet dat Urinaal zo gaauw was; maar zyn reden
Behaagt my, schoon ik die somtyds wat zwak bevind.
Doktoor vergeef my tog myn gramschap, 'k ben uw vrind.
Urinaal
'k Zal al myn' vindingen u graag kommuniceeren,Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
Al woudt gy zelf met my in poortaard laboreeren,Ga naar voetnoot610
Of vette beemster klei gemengd met geest van zout,
Waar mê men keijen kan veranderen in goud.
Raasbollius
Doktoor dan zal ik u een stuk fortificatie
Doen zien, verdienende op het hoogst elks admiratie.
615[regelnummer]
Ik zal u toonen hoe men steeden defendeert.
Urinaal
Gy hebt de wiskunst dan geheel en al geleerd?
Raasbollius
Weg met die ezels die een bort uit durven hangen!Ga naar voetnoot617
Zwyg, zwyg kolegies der Mathezis: 'k zou je vangenGa naar voetnoot618
| |
[pagina 83]
| |
Door propozities, en door demonstraatzies vanGa naar voetnoot619
620[regelnummer]
Myn prins Euklides, dien wiskunstelyken man!
En vind ik eens het geen ik byna heb begrepen,Ga naar voetnoot621
Zult gy de huizen voort zien zeilen, puur als schepen.
Ik maak machienen, die heel fors zyn van geweld:
Daar één man duizend mê kan jaagen over 't veld.
625[regelnummer]
Weg brandspuit! en kameel! lantaarens! moddermolen!Ga naar voetnoot625
'k Heb beter dingen: maar ik hou ze nog verholen;Ga naar voetnoot626
't Is waar gy zyt bedacht tot nut van stadt en land.Ga naar voetnoot627
Maar wat's een brandspuit? 'k heb een blaasbalg, die den brand,Ga naar voetnoot628
Al was hy nog zo groot, ten eersten uit zal blaazen.Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
In 'tkort: 'k heb dingen daar zich elk om zal verbaazen.
Filipyn
Geleerde heer, ik bid betoon me zo veel gunst,
En leer me uit liefde mê een beetje van je kunst!
Al zou het maar alleen die fraaije blaasbalg weezen:
Want had ik die, ik zou nooit voor geen armoe vreezen.
Raasbollius
635[regelnummer]
Verstaat ge iets van de kunst?
Filipyn
Och neen ik, niet een beet.
Maar 'k weet een kunsje dat jy zekerlyk niet weet.
| |
[pagina 84]
| |
Raasbollius
Wat kunst?
Filipyn
De beenen al zo murw als 't vleisch te kooken.
Urinaal
Wat zegt gy! deeze kunst kon dienen in myn stooken!
Leer my die. 'k Wys u dan hoe dat men kalcineert,Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Een poortaard van een hond tot zilver laboreert;Ga naar voetnoot640
Hoe 't vuur het zilver uit de keijen weet te dwingen.
Filipyn
Die keijen mogten me dan voor de harsens springen;
De blaasbalg van dien heer gelykt my beter, vriend.
Raasbollius
Ik leer die kunst niet dan aan iemand, die my dient.
645[regelnummer]
Wat zoudt ge' er ook mê doen?
Filipyn
Twee gekken, die hier raazen,
'k Meen dien Doktoor, en jou, voort uit de kamer blaazen;Ga naar voetnoot646
Opdat ik met gemak zou eeten van dien ham.
Raasbollius
Was ik uw heer, ik sloeg u 't lichaam blaauw en lam.
Filipyn (willende van den ham snyden)
ô Starren! zon en maan! dat is een slecht spectakel!
650[regelnummer]
Al 't ingewand is uit den ham! dat 's een mirakel!
Eelhart
Wat is 't?
| |
[pagina 85]
| |
Filipyn
Och! och! de loop der starren is verkeerd!Ga naar voetnoot651
Daar zie je 't zwoort en 't been! al 't spek is geëklipseerd!
Waard
Het zwoord en 't been! wie droes heit dan het spek gestolen?
Filipyn
Dat draaijt al met de zon en waereld als een molen.
Raasbollius (ontkleedt zich, en gaat te bedt in zyn onderkleeren)
655[regelnummer]
Ik moei me met geen spek, 'k gaa slaapen, ik heb vaak.Ga naar voetnoot655
Waard
Waar pikken is het spek?Ga naar voetnoot656
Filipyn
Loop heen en zoek het, snaak.
Waard
'k Kan niet bedenken hoe dat komt; het schynen droomen:
't Is of de duvel daar den ham heit weggenomen!
Filipyn
Hoor hospes, weet je wat? gaa in dien kring eens staan,
660[regelnummer]
Vraag waar de ham is, aan de starren en de maan.
Waard
Jy bruid je moer wel: 'k moet den ham nu al vast missen.Ga naar voetnoot661
| |
[pagina 86]
| |
Eelhart
Patientie hospes, 't is een pots, men kan 't wel gissen.Ga naar voetnoot662
Urinaal
Ik wensch de heeren wel te slaapen, goeden nacht.
Eelhart
‘Loop jy nu nâ de stal, span 't rytuig in: maar zagt;
665[regelnummer]
‘Op dat het niemant merk'?
Filipyn
‘Dat zal niet nodig weezen,
‘Het staat al reed. Ik heb den Waard daar flus beleezenGa naar voetnoot666
‘Dat hy het doen zou.
Eelhart
Goed.
Waard
Zo ik het word gewaar,
Wie dat die potsen bakt, zo zellenwe malkaâr
Gevoelig spreeken!
Anzelmus (tegen Eelhart)
Wil de zaak wel overdenken;
670[regelnummer]
Opdat my dat proces niet hind'ren kan of krenken.Ga naar voetnoot670
Eelhart
Myn heer, 'k zal pleiten dat gy u verwond'ren zult.
Ik zal het winnen met de kosten, heb geduld.
Anzelmus
Ik wensch u goeden nacht.
Eelhart
En u gerust te slaapen.
|
|