De wiskunstenaars of 't gevluchte juffertje
(1978)–Pieter Langendijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
Vyfde tooneelWaard, Filipyn, Eelhart
Waard
Wie heeft dat zoopje van de meidGa naar voetnoot123
Daar flus gekommandeerd?Ga naar voetnoot124
Filipyn
Ik, tot je dienst bereid.
Eelhart
125[regelnummer]
Is hier gelegenheid voor ons te nacht te slaapen?
Waard
Dat weet ik niet.
Filipyn
Hy is grootshartig in zyn wapen;Ga naar voetnoot126
Hoewel hy woont ook op de zelfkant van het Sticht.Ga naar voetnoot127
Waard
Neen broertje, neen, je zyt na 'k merk nog niet verlicht.Ga naar voetnoot128
'k Heb nog een bed, het welk ik graag uw' heer wil gunnen;
130[regelnummer]
Maar weet ik juist of hy te nacht zal slaapen kunnen?
| |
[pagina 47]
| |
Filipyn
Zorg daar niet voor, zo 't met geen keijen is gevuld,Ga naar voetnoot131
En dat de muggen ons niet steeken.
Waard
Goed, gy zult
Te vreên zyn. Voor uw' heer heb ik een bed met veeren,
En jy kunt op die kist wel slaapen in jou klêeren.
Filipyn
135[regelnummer]
Dat's my te hart kompeer. Maak maar een kermisbed.Ga naar voetnoot135
Waard
Ik kan niet vriendschap: al myn bedden zyn bezet.Ga naar voetnoot136
'k Dien met myn wyf zelf op een kermisbed te leggen.
Filipyn
Dat wil ook weezen broer, dan heb ik niet te zeggen.Ga naar voetnoot138
Eelhart
Wat menschen zyn het die je hier te nacht logeert?
Waard
140[regelnummer]
De heer Anzelmus, en een ander heer; geleerd
In veele kunsten en verheven' weetenschappen,
Die als een advokaat zes zeven weet te klappen.Ga naar voetnoot142
Eelhart
Ei! deeze Anzelmus, zeg wat is dat voor een man?
| |
[pagina 48]
| |
Waard
Een heer van Utrecht, die ik specialyk van
145[regelnummer]
Naby gekend heb, meer als vyf en twintig jaaren;
Die and're, naar ik merk, zal met zyn nichtje paaren,
Een schoone juffer, blank en poezeltjes van vel.
Eelhart
Hoe is haar naam?
Waard
Haar naam? laat zien, is Izabel.
Filipyn
‘Voorzeker 't zal de voogd van jou beminde weezen.
Eelhart
150[regelnummer]
‘Anzelmus kent my niet; voor hem is niet te vreezen.
Hebt gy geen gasten meer?
Waard
ô Ja, de heer doktoor,
Hans Urinalibus, die flus myn linker oor,Ga naar voetnoot152
Heit doof geraast; en met de jongste van die heeren,
Die ook een dokter lykt, kyft over 't voltizeeren,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Van 't vaste lichaam, 'k loof zo wel van man als vrouw.
Hy is die dokter, die graag zilver maaken wou
Uit keijen: maar hy heeft zich zelven korts bedrogen;Ga naar voetnoot157
Want al zyn keijen zyn de schoorsteen uitgevlogen,
Behalve één, die blyft hem zitten in de kop.Ga naar voetnoot159
| |
[pagina 49]
| |
Filipyn
160[regelnummer]
Jy hospes, dunkt me, houdt je gasten voor de fop;Ga naar voetnoot160
Dat is je schaad'lyk broêr, je moet wat leeren vleijen.
Eelhart
Wat heb je te eeten?
Waard
'k Kan je een slaatje doen bereijen.
'k Heb ook een ham, die is heel fraaij en exelent,Ga naar voetnoot163
En wyn, myn heer, zo goed als ergens is bekend.
Eelhart
165[regelnummer]
't Is wel, gy kunt dan flus de tafel laten dekken;Ga naar voetnoot165
Maar morgen ochtent wil ik met den dag vertrekken;Ga naar voetnoot166
Dies moet ik voort, als ik gegeeten heb, te bed.Ga naar voetnoot167
Waard
'k Zal zorgen dat de kost je flus word' voorgezet.
|
|