De wiskunstenaars of 't gevluchte juffertje
(1978)–Pieter Langendijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
Eelhart
Wie dacht u hier te vinden!
Myn Filipyn, hebt gy iets kunnen onderwinden?Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Zeg, is myn schoone reets de brief ter hand gesteld?
Hoe staat het met myn min? ik bid dat gy 't my meldt.Ga naar voetnoot36
Filipyn
Heel slecht. Myn heer heeft meer te vreezen als te hoopen.
Eelhart
Hoe dat?
Filipyn
Beloof me eerst dat ge u zelf niet op zult knoopen,
Veel min verzuipen, uit standvastigheid van min:
40[regelnummer]
'k Zal dan de heele zaak verhaalen, naar je zin.Ga naar voetnoot40
Eelhart
Hoe naar myn zin?
Eelhart
Spreek op. Geef meerder klaarheid.
Filipyn
Na dat gy gist'ren my expresse hadt gemaakt,Ga naar voetnoot43
Ben ik gezwind te paard uit Amsterdam geraakt;Ga naar voetnoot44
| |
[pagina 41]
| |
45[regelnummer]
'k Heb 't op de botermarkt van Jean Pikeur bedongenGa naar voetnoot45
Voor twee dukaaten. Bloed! wat heeft dat beest gesprongen!
Het is appelgraauw.Ga naar voetnoot47
Eelhart
Wat bruit me dat? ryd voort.
Filipyn
'k Was in drie uuren tyds al te Utrecht voor de poort.
'k Loof dat het paerd mê van je liefde heeft geweeten;
50[regelnummer]
Want 't arme beestje docht om drinken noch om eeten.
Eelhart
Zwyg van het beest, en zeg hoe dat je verder voer.
Filipyn
'k Ontmoette juist op straat myn nichtjes bestemoer;Ga naar voetnoot52
Zy is een groenwyf, zeer verstandig nâ haar jaaren.Ga naar voetnoot53
Na heel veel vraagens hoe de vrinden hier al vaaren ...
Eelhart
55[regelnummer]
Die praat van 't groenwyf, van je vrinden, en het paerd,
Slaa die maar over: want ze is my geen oortje waard.Ga naar voetnoot56
Filipyn
'k Vroeg aan dat groenwyf waar de heer Anzelmus woonde;
Het welk die goeije sloof my zeer gewillig toonde;
Zy kon dien heer wel: want zyn huis staat in haar buurt,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
En dat nog meerder klemt, haar eigen dochter schuurtGa naar voetnoot60
En schrobt juist in zyn huis, schier alle Zaturdagen.
Die dochter zei my iets het welk u zal mishaagen.
| |
[pagina 42]
| |
Eelhart
Wat was dat?
Filipyn
Dat de heer Anzelmus hadt gehoord,
Hoe gy, dien hy niet kent, zyn nichtje hebt bekoord,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Toen zy korts te Amsterdam by iemand van haar vrindenGa naar voetnoot65
Is t'huis geweest; en hy wil haar perfors verbindenGa naar voetnoot66
Aan zeek'ren neef, een gek in quarto, die de meidGa naar voetnoot67
Nooit heeft gesprooken als met veel afkeerigheid;
Die zotte vlaagen krygt door 't al te veel studeeren;
70[regelnummer]
In 't kort bequaam om met de kap te promoveeren.Ga naar voetnoot70
Nu hoort myn heer dat hy een medeminnaar heeft.
Bedenk in welk een angst uw Izabelle leeft:
Wyl zy gedwongen wordt om met een gek te trouwen.
Eelhart
Geen nood, Flippyn, zy is niet van die laffe vrouwen,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Die ligt te dwingen zyn door voogde dwing'landy.Ga naar voetnoot75
Ook is haar zuiver hart te dier verpand aan my.Ga naar voetnoot76
Ik ben gerust dat zy haare eeden niet zal breeken:Ga naar voetnoot77
Myn min is haar, en my haar min, te wel gebleeken.Ga naar voetnoot78
Filipyn
'k Vat wat je zeggen wilt. Je kent malkander. Maar ...
| |
[pagina 43]
| |
Eelhart
80[regelnummer]
Wat voor een maar?
Filipyn
Helaas!
Eelhart
Gy zucht.
Filipyn
Och! och!
Filipyn
Och! ik durf het naauwlyks zeggen
Eelhart
Spreek! of die zweep zal ik u op de ribben leggen!
Filipyn
Ach! als 't dan weezen moet, en wilje 't weeten heer?
Helaas! uw Izabel, die schoonheid is niet meer ...
Eelhart
85[regelnummer]
Is 't mooglyk! wat gy zegt, ach! is dat vriend'lyk weezen,
Dat zuiver aanschyn, zo bekoorelyk voor dezen,Ga naar voetnoot86
Die zon, die held're zon met al haar glans verdoofd!
ô Wreede dood! die my van allen troost berooft,
Doe my het leevens licht op deeze tyding derven!Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
ô Droefheid! ik wil met myn Izabelle sterven!
Ze is dan niet meer Flippyn?
| |
[pagina 44]
| |
Filipyn
Ze is niet meer in haar huis:
Maar 'k weet niet van haar' dood.
Eelhart
ô Schelm!
Filipyn
Je hebt abuis.Ga naar voetnoot92
't Is jou schult; want je valt zo schielyk in myn' woorden,Ga naar voetnoot93
En wilt je zelven, eer je 't end hoort, al vermoorden.
95[regelnummer]
Als jy me op myn manier de zaak verhaalen liet,
Dan hadden wy gestaag die harrewarring niet.
Eelhart
Flippyn, gy hebt een quaa manier in uw vertellen.Ga naar voetnoot97
Zo dat zo voort gaat zult gy nog een uur staan lellen,Ga naar voetnoot98
Eer ik begryp hoe dat het met myn zaak nu staat.
100[regelnummer]
Verhaal my alles kort, en maak my niet meer quaad.
Filipyn
Ik zeg je dan myn heer, jou lief was opgesloten;
En die gevangkenis heeft haar, na 't schynt, verdroten:Ga naar voetnoot102
Ze is uitgebroken, en enfin op 't haazepat.Ga naar voetnoot103
Haar oom heeft haar alom doen zoeken door de stadt,
105[regelnummer]
En aanstond opgemaakt haar' vrinden en haer' maagen,Ga naar voetnoot105
Die haar alom, van man en maagd, na laaten vraagen.Ga naar voetnoot106
Anzelmus en die neef zyn licht al te Amsterdam.
| |
[pagina 45]
| |
Eelhart
Zo ik haar daar had, wenschte ik dat hy by me quam:
Die voogd zou reden van zyn dwinglandyë geeven;
110[regelnummer]
'k Zou haar beschermen in haar eer, of niet meer leeven.
'k Kan niet bedenken wat'er voor my dient gedaan ...Ga naar voetnoot111
Zal ik naar Amsterdam, of liefst nâ Utrecht gaan?
Ik heb besloten om haar overal te zoeken.
Zo ik haar vind, zal ik dien voogd zeer wel verkloeken.Ga naar voetnoot114
Filipyn
115[regelnummer]
Gy hebt haar al te wel gewend, hou u maar stil;
Dat duifje zal van zelf wel vliegen op je til.
Eelhart
'k Gaa wêer nâ Amsterdam.
Filipyn
Hoe zyt gy hier gekomen?
Eelhart
Ik heb myn rytuig tot uitspanning eens genomen,Ga naar voetnoot118
En reed al voort, tot hier in Loene, zo gy ziet.
Filipyn
120[regelnummer]
Maar heer, 't is avond, en al laat, hoe! wist je niet
Dat, als je zo ver reed, je hier te nacht moest blyven?
Eelhart
Ach weeten minnaars wel, Flippyn, wat zy bedryven?
Daar is de waard.
|
|