Het wederzijds huwelijksbedrog
(2001)–Pieter Langendijk– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 6]
| |
Op deze titelprent van Langendijks blijspel is de scène afgebeeld waarin Jan na zijn ontmaskering om vergiffenis smeekt (zie p. 116). (Fotodienst Universiteitsbibliotheek Amsterdam)
| |
[pagina 7]
| |
Voorredeaant.1Zie hier mijn spel genaamd Het wederzijds huwelijksbedrog ten 2tweede maal in 't licht, van vele drukfeilen gezuiverd. Bovenal 3zijn de geslachten der naamwoorden nauwkeuriger waargeno- 4men. Indien er evenwel hier of daar iets mocht misgezien zijn, 5verzoek ik de lezer het te verbeteren. 6Ik tel mij niet onder die dichters welke wanen dat men hun 7verzen voor orakels moet houden, als kwamen ze uit de drievoet 8van Apollo; nee, ik hoor gaarne het oordeel van alle kunstken- 9ners. Maar hoe schaars zijn die heden te vinden! Zwermen van 10verzenmakers die met een ijdel gesnor en woorden van een halve 11vaam de zangberg vervelen, komen genoeg tevoorschijn en ver- 12tonen de wereld wat ze zijn, namelijk zotten. Aan vitters die de 13zaken over 't hoofd zien en aan de woorden knabbelen is er ook 14geen gebrek, maar mannen die, de Nederduitse taal kundig, de 15toneeldichtkunst zelf luister bijzetten, zijn er, helaas, weinige. 16Bovenal schijnt het blijspel de geest te geven, verdrukt door 17een menigte historiespelen, weinig dienende tot verbetering der 18zeden, 'twelk de grootste eigenschap is, die het toneel luister bijzet. 19Hoe weinig dichters trachten het voetspoor van de voortref- 20felijke mannen na te volgen, die de gierigaards, verwaanden, 21zotte doktoren, beursschrapende advocaten, jaloerse knorrepot- 22ten, schijnheilige bedriegers, losse minnaars en minnaressen, 23koppige dwarsdrijfsters, zwetsende pofhanzen, doorslepen vlei- 24ers, domme boeren, geestige knechts, nijdige buurlieden, ra- 25zende geleerden, malle poëten en meer andere eigenschappen, 26zo levendig ten tonele gevoerd hebben, dat hun naam lang door 27de nakomelingen zal geroemd worden. 28Sommigen willen Frankrijk de eer toeschrijven dat Molière 29ons eerst de ogen geopend heeft in 't verbeelden van de aarts- 30gebreken der mensen, maar zij zijn verdoold. Holland heeft de 31roem, dat de doorluchtige drost Pieter Cornelisz. Hooft een spel | |
[pagina 8]
| |
1aant.van dat slag dichtte, namelijk: Warenar met de pot, en de geestige 2Bredero zijn Spaanse Brabander, die wel haast gevolgd werden 3van verscheidene onzer landgenoten. Het is waar dat de schikking 4dezer spelen in deze tijd gebrekkelijk is, maar de natuur 5hunner personages wijkt nergens van haar eigenschap, noch 6doet zulke buitensporige sprongen als men in Molière vindt. Ik 7breng dit niet bij om die dichter te verachten, geenszins; wij 8houden hem in waardij, en geven hem gaarne de eer dat hij de 9grootste blijspeldichter zijner eeuw is geweest. Onze poëten zul- 10len hem niet licht op zijde komen, tenzij ze de romanse verbeel- 11dingen verlaten en de kentekenen (karakters) der ondeugden op 12zijn spoor gadeslaande, met kunst op 't toneel bespottelijk ma- 13ken, waartoe hun eigen vindingen noch vertalingen ten voor- 14beeld ontbreken. 15De Fransen geven onze landsaard de eer, dat zij in boertige 16verzen (burleske) voor onze dichters moeten zwichten en ook in 17hoogdravendheid der heldendichten, gelijk in 't Journal lité- 18raire openlijk is te boek geslagen. Wat zou de Nederlander dan 19beletten om hen in het blijspel, ja ook in het treurspel, te boven 20te streven, indien men in het eerste de ongebondenheid en in 't 21laatste de hoogdravendheid wat matigde, mitsgaders de onkuise 22uitdrukkingen en snorkerijen verbande, die niemand dan het 23grauw en de losbollen kunnen behagen. Het treurspel begint ge- 24lukkiger te worden. Ik zal de brave dichters niet noemen die er 25een grote stap in gedaan hebben en moedig voortgaan ten luister 26van de Hollandse naam: zij maken zich zelf genoeg bekend. Wat 27in dit blijspel is teweeggebracht, laat ik aan het oordeel der 28kunstverstandigen. Lees en aanschouw het, tot lering en ver- 29foeiing van een gebrek dat al te veel bij onze landsaard is inge- 30slopen, namelijk: kaal en groots te zijn, en het laatste door be- 31drog staande te houden. Vaarwel. |
|