Het wederzyds huwelyksbedrog
(1977)–Pieter Langendijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
Het wederzyds huwelyks bedrog
| |
[pagina 38]
| |
Jan.
Nu vat ik eerst de kneep. Je zyt misschien verliefd?
'k Heb daar niet tegen, maak vry dat je wordt geriefd.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Kom, 'k zal je gaeren na de Malibaan verzellen;
Je kunt my dan de zaak terwyl in 't breed vertellen.
Lod.
Jan, gy verstaat my niet. Ik heb daar niet te doen.Ga naar voetnoot27
Jan.
Ja wel, 'k verlang al wat myn heer hier uit zal broên:
Een windey denk ik.
Lod.
Jan, hou op de gek te scheeren.
30[regelnummer]
Ik zal 't u zeggen. Al dat wand'len, gaan en keeren
Is om de woonplaats van een dame te verstaan,Ga naar voetnoot31
Die 'k gist'ren middag in de Malibaan zag gaan,
Alwaar ze in 't lieflyk groen zig zelven wat vermaakte,
En naa een korten tyd in haar karos geraekte,
35[regelnummer]
My laatende als verrukt door 't aangenaam gezigt
Dier schoonheid.
Jan.
Zo myn heer, nu heb je my verlicht.Ga naar voetnoot36
Had ik 'er by geweest 'k had my terstond gestoken
In haar gesprek, en naar de Fransche wys gesproken,
Gelyk de jonkertjes: je suis vôt serviteur,
40[regelnummer]
Ma belle dame, aanschouw alhier un grand seinjeur,
Die u pour pas la temps wat zoekt te konvojeerenGa naar voetnoot41
In uw karos, om daar zyn hart te reklameeren,
Dat gy hem hebt ontroofd.
Lod.
Wat onbeschofte reên.
Jan.
Was ik in jou plaats ik had in de koets getreeên.
45[regelnummer]
Nou is die schoone dame uit jou gezicht gestreeken.
Lod.
Het zy zo 't wil, ik zal en moet haar zien en spreeken.
Jan.
Wat zou 't je helpen, heer? je beurs is plat en schraal;
't Geld dat wy wonnen met de kaart is altemaal
Jou rykdom, en de myne.
Lod.
Ach! 't valt my hard te hooren!Ga naar voetnoot48-49
| |
[pagina 39]
| |
50[regelnummer]
Ik barst van spyt! dat ik zo edel, welgebooren,Ga naar voetnoot50
Geen staat kan voeren als een edelman betaamd.
'k Ben nu in Uitrecht, myn geboortestad, beschaamd
Om dat ik and'ren zie in hunne koetzen ryên.
Gediend! ha spyt! ik mocht de braafste dame vryën,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Ten opsicht van myn rang.Ga naar voetnoot55
Jan.
Ik ook: maar Jan Contant....
Lod.
Ha spyt! ik voer geen staat!
Jan.
't Gaat buiten myn verstand.
Voer jy geen staat? 'k zeg, met verlof, dat dat onwaar is;
Hoe, hou je geen lakkei? geen pagie, sekretaris,
Geen kok noch kamerling? en ook geen trezorier?Ga naar voetnoot59
Lod.
60[regelnummer]
Hoe, is het scheeren?Ga naar voetnoot60
Jan.
Neen.
Lod.
Waar zyn ze, gek?
Jan.
Wel hier:
Want al die ampten zyn in myn persoon te vinden.
Maak van me wat je wilt, ik zal 't my onderwinden.Ga naar voetnoot62
Jan.
Myn heer die passen my:
65[regelnummer]
Hoe zou ik, eerlyk borst, aârs door de waereld raaken?
Lod.
Ja, door een touw, Jan, aan een dwarsbalk op twee staaken.
Jan.
Myn heer, ik bid je dat wy hier toch met malkaar
Geen questie maaken; ei, laat deze zaaken daar,
Waar zou 't toe dienen als om alles om te stooten?
70[regelnummer]
Zyn wy van 't zelfde sop niet beiden overgoten?
Wy zyn hovaerdig, en daar by geen kleintje kaal:
Maar eerlyk in ons hart. Hoe zouden 't altemaal
Juist schelmen zyn die met een abelheid in 't speelenGa naar voetnoot73
Hun voordeel zochten? neen.
Lod.
Maar, scheelt het veel van steelen
75[regelnummer]
Wanneer men iemant, op een valsche wys, het geld
Met speelen afwint?
Jan.
Elk moet zien hoe dat hy 't stelt;
| |
[pagina 40]
| |
Die speelen wil, moet zich daar weeten voor te wachten;
Of speelen niet.
Lod.
Het laatste is 't beste, zou ik achten.
Maar zeg eens. Jan, hoe staan wy nu met onze kas?
Jan.
80[regelnummer]
Je meent de beurs, niet waar? die gistren zieklyk was,
En schier op 't sterven lag? wel, die begint te zwellen.
Laat zien hoe veel? hoe veel? koom, 'k zal het geld eens tellen.
Lod.
Dat is niet noodig hier op straat; gy kunt het strak
Wel in de herberg doen.
Jan.
Ik hou 't dan in myn zak.
85[regelnummer]
Wy hebben nog aan goud schier vijftienhonderd gulden,
Of daar omtrent.
Lod.
Niet meer?
Jan.
Wel neen, myn heer: 'k heb schulden
Daar van betaald.
Lod.
Zeg op, wat schulden?
Jan.
Aan den Waard
Daar onze koffer staat. Had ik geen geld beschaard,Ga naar voetnoot88
Die schoft zou al ons goed fraai hebben doen verkoopen,
90[regelnummer]
Gelyk je weet.
Lod.
Had gy dat goed maar laaten loopen,
Het was zo veel niet waard als onze schuld bedroeg:
De koffer, Jan, was leeg.
Jan.
Ja leeg, die koffer woegGa naar voetnoot92
Zo zwaar als lood, daar was wat in, myn heer, zou 'k meenen.
Lod.
Ja oude kleêren, en geen kleintje keizelsteenen
Jan.
95[regelnummer]
De droes dat spyt me, foei! had onze waard, die schoft,Ga naar voetnoot95
Die lompe rekel, nu de koffer maar verkoft.
Maar 'k bid je zeg me toch, myn heer, wat is de reden
Dat jy die koffer houdt? en mê voert door de steden,
Met zo veel kosten; want je hebt ze van Parys
100[regelnummer]
Tot Uitrecht toe gebracht.
Lod.
Hoe Jan, gy zyt zo wys
In schelmeryen, en moet ik u dat nog zeggen?
Wanneer een vreemd'ling in een Herberg t'huis wil leggen,Ga naar voetnoot102
Is 't nodig dat hy wel voorzien is van krediet
Want 't eerste daar monsieur de hospes strak na zietGa naar voetnoot104
105[regelnummer]
Is de equipagie, en bagagie, en de kleêren;Ga naar voetnoot105
Het spreekwoord zegt: men kent den vogel aan zyn vêren.
Jan.
Ik heb het al verstaan, myn heer, en ik beken,
| |
[pagina 41]
| |
Dat ik, als and'ren, door dien trek bedrogen ben.Ga naar voetnoot108
Maar a propô, je hebt gezeid dat je al je vrindenGa naar voetnoot109
110[regelnummer]
In Uitrecht had.
Lod.
o Ja: maar 'k kan niemant vinden.
'k Heb nog een moeder en een zuster, waar zy zyn
Is me onbekend. Om haar is 't dat ik hier verschyn.
Myn zoeken is vergeefs, helaas! zy zyn vertrokken.
Jan.
Ik heb het wel gedocht, myn heer, met Faroos bokken,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Niet waar? ik heb het te Parys u al gespeld.Ga naar voetnoot115
Lod.
Ach Jan gy weet niet hoe myn hart nu is bekneld
Maar gistren schoot my iets, van groot belang, te binnen;
Dat kan ik door dit geld nu met fatzoen beginnen.
Jan.
Wat zal dat zyn?
Lod.
Ik meen my als een heer van staat
120[regelnummer]
En groot vermogen te vertoonen.
Jan.
Dat 's niet quaad.
Lod.
En huuren knechten, en een koets om in te ryên.
Jan.
Ik vat het, om aldus dat dametje te vryën,
Daar jy verliefd op zyt; dat jou zo heeft bekoord.
En alles met het geld daar my de helft van hoort.
125[regelnummer]
Maar wat zal ik dan doen?
Lod.
Ik meen voor graaf te speelen,
Gy zult baron zyn, en wy zullen alles deelen,
Zo wy iets winnen als voorheenen met de kaart,
En and're kneepen. Maar, wy moeten van den waard
Daar wy lozjeeren, nu vertrekken na een ander.
Jan.
130[regelnummer]
Dan is het nodig dat ik ook myn kleed verander.
Lod.
Gy kunt maar aanstonds na een kleerverkooper gaan,
En loopen dan met een by onzen hospes aan,
Om de bagagie. Ik zal u terwyl hier wagten
In deze herberg: die is beter, zou ik achten.
Jan.
135[regelnummer]
Dat denk ik ook dat die veel beter weezen zal.
Wat hangt 'er uit? laet zien, de Goude muizeval.
Maar a propô, myn heer, wy dienen ook lakkeiën
| |
[pagina 42]
| |
Te hebben. Wil ik ook die kaerels met me leiën,
Die 'k dezen morgen vroeg, in onze Herberg sprak?
Lod. geeft Jan een sleutel.
140[regelnummer]
Ja, geef hen uit de kist elk een Lakkeië pak.
| |
Tweede tooneel
Lodewyk, alleen
[Lodewyk]
Wat moet een edelman al door den nood verdraagen!
Het spyt me dat ik my van dien lakkei laat plaagen,Ga naar voetnoot142
En niet durf spreeken, om dat hy geheimen weet
Die niemant weeten mag. 'k Heb menigmaal gereed,
145[regelnummer]
En op het punt geweest, den rekel te kasseeren,Ga naar voetnoot145
En hoe het gaan zal, zal de tyd my verder leeren;
'k Moet zwygen; want hy kan my dienen in dit stuk.
't Zyn ongelukkigen, die 't reek'nen voor geluk
Van edel bloed te zyn, ontbloot van geld en schatten;
150[regelnummer]
Maar niemand kan het wel, dan die 't bevind, bevatten.Ga naar voetnoot150
Ik zal 't geluk nog eens beproeven, met dit geld,
En zo het op raakt, zoek ik myn geluk te veld.
Lodewyk gaat na de herberg en roept:
Hei! holla! hospes! hei!
| |
Derde tooneel
Lodewyk, Waard
Waard.
Wat is myn heers believen?
Lod.
Hebt gy hier lozjement?
Waard.
Ik kan je hier gerieven:Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
'k Akkommedeer de lui hier ieder naar zyn lyf.
'k Ben tot je dienst, myn heer, en zo is ook myn wyf.
Lod.
Zeer wel, gy moet terstond de plaatzen dan bereiên
Voor eenen graaf, baron, en twee of drie lakkeien.
Waard.
Myn heer 'k bedien de lui voor een civiele prys.
Lod.
160[regelnummer]
Ik weet wel, hospes, dat is te Uitrecht zo de wys.
| |
[pagina 43]
| |
Vierde tooneel
Lodewyk, Waard, Charlotte, Klaar
Lodewyk spreekt stil met den Waard, terwyl Charlotte en Klaar voor de deur komen.
Charl. spreekt hard.
Haal, als ik heb belast, een haas, met drie kalkoenen,
En (zo ze vet zyn) breng dan ook een paar kapoenen.
Klaar, zacht.
Jy meent een koevoet, en drie ming'len karrepap,Ga naar voetnoot163
Met twee kop gort.
Charl. hard.
En loop met een dan met een snapGa naar voetnoot164
165[regelnummer]
By onzen slaager, om een harst.Ga naar voetnoot165
Klaar, zacht.
We zellen smullen;
Dat 's nuchter kalfsvleisch.
Charl. hard.
Laat die groote pot ook vullen
Met versche augurken, by Pierre Karmolyn.
Klaar, zacht.
Jy meent graauwe erten.
Charl.
'k Zal terstond hier weder zyn.
Klaar.
't Is wel Juffrouw, maar 'k dien myn kap dan eerst te zetten.
Charl.
170[regelnummer]
'k Moet by den juwelier eens zien of de orliettenGa naar voetnoot170
Al klaar zyn.
Klaar.
Goed, Juffrouw.
| |
Vyfde tooneel
Lodewyk, de Waard, Klaar
Klaar.
‘Ja wel, dat is wat raars,Ga naar voetnoot171
‘Jou orlietten! zie, hoe draait ze met haar naars.Ga naar voetnoot172
‘Die arme sloof is met den adel zo bezeten,
‘Dat zy haar armoê schier uit grootsheid zou vergeeten.
175[regelnummer]
‘Zy praat van harsten, en kalkoenen, maar ik zweer,
‘Dat zy 't alleen maar doet om dat die gintsche heer
| |
[pagina 44]
| |
‘Het hooren zou. Zy spant hem zeker minnestrikken;
‘Indien 't zo is, zal ik haar trouw zyn, niet verklikken.
Lod. tegen den Waard.
Doe als ik heb gezegt, en maak drie kaamers klaar,
180[regelnummer]
Een voor de knechts, en twee voor ons, maar naast malkaâr.
Waard.
'k Zal zyn genade, naar zyn staat, akkomodeeren:
Wy zyn wel meer gewend hier graaven te lozjeeren.
| |
Zesde tooneel
Lodewyk, Klaar
Lod.
Uw dienaar, zoete kind.
Klaar.
Uw dienares, myn heer.
Lod.
Gy neemt niet qualyk dat ik u iets prezenteer?
185[regelnummer]
Het is een kleine gift.
Klaar.
Wat zal my hier ontmoeten?Ga naar voetnoot185
Lod.
Nu, neem het, zoete kind.
Klaar.
Myn heer ik wil je groeten.
Lod.
Nu, neem maar aan.
Klaar.
Myn heer, myn heer, ik ben beschaamd.
Lod.
Zeg, zoete meisje, hoe die juffer is genaamd
Die flus hier was? my dunkt ik heb nog van myn dagenGa naar voetnoot189
190[regelnummer]
Geen schooner beeld gezien.
Klaar.
Zy schynt je te behaagen?
Het is geen wonder: ze is het puikje van de stad.
En haar vrouwmoeder heeft een heele groote schat.Ga naar voetnoot192
Aan elken vinger kan zy wel een vryer krygen.
Ze is hoog van adel. Maar, myn heer, laat ik maar zwygen:
195[regelnummer]
Ze is hier genoeg bekend. Vraag maar aan iedereen.
Lod.
Bezit zy zulken schat?
Klaar.
Ja, dat is ongemeenGa naar voetnoot196
Haar kapitaal is groot, ‘maar wat bezwaard met schulden.
Het rukt myn juffrouw aan geen honderd duizend gulden:Ga naar voetnoot198
Ze zeggen dat' er schier geen end is aan haar goed,
En ze is, gelyk ik zeg, van heel oud aad'lyk bloed.
| |
[pagina 45]
| |
En tegen jou gezeit, ze zou heel gaeren trouwen,
Ik kan 't wel merken. Maar laat ik myn mond maar houwen.
Lod.
Gy zegt my veel, maar 'k heb haar naam nog niet gehoord.
Klaar.
Zy heet Charlotte.
Lod.
En haar stamnaam?
Klaar.
Adelpoort.
205[regelnummer]
Gy vraagt zo naauw, myn heer, wat wilt gy tog beginnen?Ga naar voetnoot205
Lod.
Uw juffer, tot het end myns leevens, trouw beminnen.
Klaar.
Hebt gy haar meer gezien?
Lod.
Ik zag haar gistren gaan
Met nog een Dame.
Klaar.
Waar?
Lod.
'k Was in de Malibaan
En stond gereed om haar myn' diensten aan te bieden;
210[regelnummer]
Maar zy ontweek my in haar koets, en scheen te vlieden
Voor myn gezicht, ja reed te viervoets in de stad;Ga naar voetnoot211
Zo dat ik gants geen tyd om haar te volgen had.
Klaar.
Dat kan wel weezen: want ze is gist'ren uitgereden
Met haar vrouwmoeder, om zich zelfs wat te vertreeden.
215[regelnummer]
De Malibaan geeft groot vermaak aan die hier woont.
Lod.
Ik bid u, meisje, dat gy my een gunst betoont.
Klaar.
Wat gunst?
Lod.
Dat gy my, als zy t'huis is, eens koomt spreeken.
Klaar.
Spreek jy myn juffrouw zelf: ik durf me 'er niet in steeken.
Lod.
Hoe is uw naam?
Klaar.
Myn naam is Klaartje.
Lodewyk, Klaar geld geevende.
Klaartje, daar,
220[regelnummer]
Koop daar wat moois voor. Nu, wy zullen haast malkaâr
Wat beter kennen. Hoor, indien gy weet te maaken,
Dat ik haar spreek, zult ge in het kort aan iets geraaken
Van meer waardy.
Klaar.
Dat is onnodig geld verspild.
Lod.
Nu neem maar aan.
Klaar.
Myn heer! myn heer! je zyt te mild.
Lod.
225[regelnummer]
Dat is myn aard.
Klaar.
Wel, ik beloofje, als meid met eeren,
Dat 'k alles doen zal wat gy van my zult begeeren.
Ik zal haar zeggen, dat myn heer haar vierig mint,
En jou dan alles weer vertellen, zo ik 't vind.Ga naar voetnoot228
Maar, 'k hoor daar juffrouws stem.
| |
[pagina 46]
| |
Zevende tooneel
Lodewyk, Klaar, Charlotte
Charl.
Och dieven! dieven! guiten!
230[regelnummer]
Och! och! myn paerelsnoer! och buuren kom eens buiten!
Klaar.
Wat is 'r Juffrouw?
Charl.
Och myn paerelsnoer.
Klaar.
‘Die 's vals.
Waar is die?
Charl.
Och! die is gestoolen van myn hals!
De schelmen zyn, hun best, dat straatje door geloopen!Ga naar voetnoot233
| |
Achtste tooneel
Lodewyk, Klaar, Charlotte, de Waard met een bezem, de knecht van den Waard met een stok.
Waard.
He! houd den dief! hy zal het met den hals bekoopen!Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Waar is hy?
Charl.
Die straat in.
Waard.
Alon, dat gaat je voor.Ga naar voetnoot235
He! houd den dief! he! houd den dief! dat straatje door.
| |
Negende tooneel
Charlotte, Lodewyk, Klaar
Charl.
Zy loopen daar verkeerd, 'k heb in die straat geweezen.
Lod.
Ik slaa die straat dan in, Mejuffer, wil niet vreezen:
'k Hoop dat ik hen door vlyt wel achterhaalen zal.
240[regelnummer]
‘o Hemel dit 's voor my een zonderling geval!
Hoe waaren ze gekleed, Mejuffer?
Charl.
Och! zy waaren!
Zy waaren! beide in 't blaauw! och ik kan niet bedaaren!
Lod.
Geef aan mejuffer gaauw te drinken, meisje, ik gaa,
En zet de schelmen met gezwindheid achter na,
245[regelnummer]
En breng u voort bescheid.
| |
[pagina 47]
| |
Tiende tooneel
Charlotte, Klaar
Charlotte, lachende
Charl.
Klaar, wy moeten hier verbeiên,
En niet in huis gaan, voor dat wy hem weder zien.
Ik heb myn snoer nog.
Klaar.
Ho, dan is 't een list misschien?
Charl.
Voor zeeker; 'k hoop dien heer in 't minnenet te trekken,
250[regelnummer]
En met een schyn van staat tot liefde te verwekken;Ga naar voetnoot250
Dat was de reden dat ik van kapoenen sprak.
Ik heb daar ginder in een hoek gestaan, en strak
Heel klaar gezien dat hy met u iets heeft gesproken,
En tweemaal uit zyn beurs geld in de hand gestoken.
255[regelnummer]
Toen dacht my was het tyd om met hem in gesprek
Te raaken, door een list; ik wist geen beter trekGa naar voetnoot256
Dan dezen; want hem zelfs aanspreeken zou niet voegen.
Wat sprak hy met u Klaar?
Klaar.
Ik zal je vergenoegen.
Hy gaf me, eer hy begon te spreeken, een dukaat;Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Toen vroeg hy na je naam, geslacht en stam, en staat;
Die heb ik hem gezeid; maar 'k heb, en 't had ook reden,
Van al uw geld en goed zodanig op gesneeden
Dat hy versteld stond, en dat kost hem een pistool,Ga naar voetnoot263
Maar 'k moest daar wat voor doen.
Charl.
Wat?....
Klaar.
Klappen uit de school.
Charl.
265[regelnummer]
o Hemel! 'k hoop niet dat ge onze armoede openbaarde?
Klaar.
Het eerste dat ik in oprechtigheid verklaarde,
Was, dat men in je huis gort uit het water at.
Charl.
Ha spyt!
Klaar.
Het tweede, dat 'k nooit huur en heb gehad.
Charl.
Ha! spyt!
Klaar.
Het derde, dat 't zo slecht hier is geschapen,
270[regelnummer]
Dat Juffrouw en Mevrouw en meid op één bed slaapen,
Dat jou juweelen valsch, je kleêren onbetaald,
En alle zo ik denk zyn op krediet gehaald.
| |
[pagina 48]
| |
Charl.
o Valsche pry! 'k zal u verscheuren met myn tanden!Ga naar voetnoot273
Klaar.
Zacht juffrouw, wordt niet boos, wel foei! wel foei! 't is schanden:
275[regelnummer]
Jy zyt 't alleen niet. Hoor, heb jy geen geld noch goed,
Je kent wel leeven van jou oud en aad'lyk bloed.
Charl.
Myn adel, myn fatzoen, aldus te schand'lizeeren!
Gy my verwyten dat we in huis wat deklineeren?Ga naar voetnoot278
Ik zal gevoelig zyn van zulken groot affront.Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Ik zal Mevrouw die zaak....
Klaar.
Hoor! hoor! 't is maar een vond
Die ik bedacht heb, om je wat te doen ontstellen:
Ik zag wel datje flus maar veinsde, en u moest quellen
Om recht verschrikt te zyn, 't geen nu natuurlyk is.
Als hy nu weder koomt, dat haast zal zyn, na 'k gis,
285[regelnummer]
Ken jy je rol wat net, en ongeveinsder speelen.
En hy niet merken dat je zoekt zyn hart te steelen.
Charl.
Gy spot met my, o feeks! en hebt my zo ontsteld.
Klaar.
Zyt maar gerust, juffrouw: ik heb hem niets gemeld
Als 't geen je dienstig is om hem in 't net te brengen.
290[regelnummer]
Wat voordeel zou 't my zyn?
Klaar.
Ik heb door leugens hem heel fraai in 't net gebrocht.
Hy denkt niet anders als om jou getrouw te minnen;
Je zyt van nu af aan meestresse van zyn zinnen.
Charl.
295[regelnummer]
Maar Klaartje mag ik my verlaaten op uw trouw?
Klaar.
Daar 's niets dat ik niet voor u over heb, juffrouw.
Je kend my immers: wat behoefje dat te vraagen?
Charl.
'k Verzoek dan vrindlyk, of gy my voor drie vier dagen
Dat geld wilt leenen, dat die heer u heeft vereerd.Ga naar voetnoot299
Klaar.
300[regelnummer]
Ei juffrouw, 'k bid! myn staat is ook gedeklineerd:
| |
[pagina 49]
| |
Want eer ik by je quam had ik nog honderd gulden,
Die ik je leenen moest, om daar je kleinste schulden,
Die 't meest schreeuwden mê te stoppen, en dit geld
Is al myn rykdom. Ei zie liever hoe je 't steld.
305[regelnummer]
Ei juffrouw, 'k bid...
Charl.
Wilt gy Klaar?
Klaar.
Ja juffrouw, 'k magje niet verlegen laaten, daar.
Je kunt het my, als je getrouwd zyt, weêr betaalen.
Charl.
310[regelnummer]
Ja, ja, gy weet wel waar gy 't wederom zult haalen.
Ik heb juist geen klein geld, en wil niet wiss'len, kind.
Klaar.
Ik weet warentig niet, mejuffrouw, hoe je 't vindt.
Is goud klein geld? en wil je groots zyn, by die weeten,
Dat je uit gebrek van geld in lang niet hebt gegeeten,
315[regelnummer]
Als potje beuling, en...Ga naar voetnoot315
Charl.
Zwyg. Wie heeft ooit gehoord,
Dat gy zo stout... maar...
| |
Elfde tooneel
Charlotte, Klaar, Bode
Bode.
Woont mevrouw van Adelpoort
Hier, juffrouw?
Charl.
Ja myn vrind.
Bode.
Dit geld moet hier dan weezen.
't Koomt uit het leger.
Charl.
Laat het opschrift my eens leezen.
Gy zyt te recht, myn vrind. Blyf hier een weinig staan.
320[regelnummer]
Klaar, haal mevrouw. Maar 'k zie zy komt daar zelfs al aan.
| |
Twaalfde tooneel
Charlotte, Klaar, Bode, Konstance
Charl.
Daar is een zak met geld.
Konst.
‘Voor ons, myn kind? wy droomen.
‘Van waar zou dat geluk zo schielyk by ons koomen?
Tegen den Bode.
Laat my den brief eens zien. Ja. Hoe veel is de vracht?
| |
[pagina 50]
| |
Bode.
Vyf gulden.
Konst.
Zo veel geld?
Bode.
Het is niet minder.
Konst.
Wacht
325[regelnummer]
Dat ik het open doe. Maar 'k zie 'k hoef niets te geeven:
't Is immers gefrankeert, zie daar, 't staat daar geschreeven.
Bode.
Waar staat het? ja ik zie 't, ik heb het niet belet!Ga naar voetnoot327
Maar 't is er ook te flaauw en duister opgezet.Ga naar voetnoot328
'k Verzoek exkuus, en moet dan niet als voor 't bestellen,Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
Drie stuivers hebben.
Konst.
Kind, wilt gy ze hem maar tellen?
Charl.
Ik heb juist geen klein geld. Hebt gy het Klaar, zo geef.
Klaar.
'k Heb ook juist geen klein geld, zo waar niet als ik leef.
Charl.
'k Heb wel dukaaten en pistoolen.
Klaar.
'k Zal eens zoeken.
Ja 'k vind nog geld, Juffrouw, het zat juist in de hoeken
335[regelnummer]
Geschoten van myn zak. Daar vriend daar is je geld.
| |
Dartiende tooneel
Charlotte, Klaar, Konstance
Konst. den brief geopend hebbende.
Die brief komt van myn zoon, Charlotte, ik ben ontsteld.
Charl.
Van broeder? ach Mevrouw! is hy nog in het leeven!
O onverwagte vreugd!
Konst.
Hy heeft hem zelfs geschreevenGa naar voetnoot338
Uit Brussel: ach! myn kind, wat is myn hart verheugd!
340[regelnummer]
Hy zal ons aad'lyk huis herstellen door zyn deugd.
Charlotte leest.
Vrouw moeder, en maseur, 'k neem de eer van u te groeten,Ga naar voetnoot341
En uwe droefheid met dit gifje te verzoeten.
't Fortuin heeft t'zederd ik van u gescheiden ben
My iets gediend; 'k toon dan dat ik myn plicht erken,
345[regelnummer]
Voor 't goed, dat ik van u, en by u, heb genoten.
'k Zend duizend guldens, en ik hoop het te vergrooten,
In 't kort, zo 't mooglyk is. 'k Ben kapitein te voet
| |
[pagina 51]
| |
Geworden, en ik heb gelegenheid en moed
Om tot een hooger trap en meer fortuin te raaken.
350[regelnummer]
'k Kan ook niet laaten, om aan u bekend te maaken,
Dat ik getrouwd ben, met een juffer welker stam
In Uitrecht, zo als onze, een' aad'lyk oorsprongk nam.
'k Berei my tot de reis, die morgen zal geschieden
Om u myn gemalin, Sofia, aan te bieden.Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
'k Breek af, door haast. Vaar wel.
Uw Karel Adelpoort.
Hy schryft haar stamnaam niet, veel min rept hy een woord
Van haar geslacht, dat 's raar, dat doet my zeer verlangen.
Konst.
Na 'k aan den datum zie, zal ik hen haast ontfangen.
Charlotte, ik zal dit geld terstond in onze kist
360[regelnummer]
Weg sluiten: want indien een krediteur dit wist,
Men quam ons op den hals. En Klaar maak gy te zwygen.Ga naar voetnoot361
Klaar.
Neen, neen, daar zal door my geen mensch de lucht van krygen.
| |
Veertiende tooneel
Charlotte, Klaar
Charl.
Ik wenschte, Klaar, dat nu die Heer hier weder was.
365[regelnummer]
Ik maakte al zwaarigheid: want zulke groote Heeren,
Gelyk je weet, moet m' in het vryën braaf trakteeren.Ga naar voetnoot366
Charl.
Zwyg stil, daar koomt hy weer, en schynt niet wel te vreên.
| |
Vyftiende tooneel
Charlotte, Klaar, Lodewyk
Charl.
Zyn ze achterhaald myn Heer?
Lod.
't Moeit my mejuffer, neen.Ga naar voetnoot368
'k Heb alles aangewend; maar ach! het is verlooren;
370[regelnummer]
Zy zyn te ver voor uit, en niet wel op te spooren.
De beste raad is dat men overal berigt
| |
[pagina 52]
| |
By juweliers laat doen, de dieven zullen licht
De snoer ten eersten aan den een of d'aâr verkoopen.Ga naar voetnoot373
Klaar.
En ik zal met 'er haast eens na de Lommerd loopen,
375[regelnummer]
En zien...
Charl.
Zwyg stil. Myn Heer, 't is maar een bagatel,
Niet waardig dat ik my om zulken zaak onstel.
De schrik was 't allermeest. Ik zal wel order geeven
Aan iemand van myn volk.Ga naar voetnoot378
Klaar.
't Dient in de k'rant geschreeven.
Charl.
Ik ben myn Heer, voor zo veel moeite, geobligeert.
Lod.
380[regelnummer]
Neen schoone Juffer, 'k hou my daardoor zo geëerd,
Dat uw beveelen my voor wetten zullen strekken.
Uwe oogen, die myn hart tot zuiv're liefde wekken,
Door hunne aanlokkigheid, zyn van zo'n grote kragt,
Dat ik moet buigen voor de min, en haare magt.
385[regelnummer]
'k Wil liever duizendmaal voor u, o schoone! sterven,
Als 't zoet genoegen, van me uw slaef te noemen, derven.
Charl.
Myn Heer, de vleijery is nu zo algemeen,
Dat 't dwaasheid weezen zoude, op uw beleefde reên,
My zelf te vleijen met die ydele gedachten,
390[regelnummer]
Dat ik iets schoons bezit: maar 'k kon niet anders wachten
Van u; want 'k zie u aan voor eenen hoveling,
Dien 't vleijen eigen is, myn schoonheid is gering.
Lod.
Ik ben een hoveling, 't is waar; maar zeer verscheiên
Van aart als anderen: ik heb de walg van 't vleijen,
395[regelnummer]
En zyt verzekerd, dat al 't geen ik zeg niet spruit
Als uit een zuivre min. Het liefelyk geluid
Van uwen lieven mond kan my zo zeer bekooren,
Dat ik den Hemel bid om dat altoos te hooren.
Charl.
Myn heer! het loopt te hoog. Zoudt ge in zo korten tyd
400[regelnummer]
Verlieven? 'k denk dat niet.
Klaar.
‘'k Geloof ook dat 't je spyt.
Ja Juffrouw, 't kan wel zyn: 'k heb in de Astree gelezen,Ga naar voetnoot401
| |
[pagina 53]
| |
Dat 't by de Herders ook altyd zo was voor dezen.
Lees maar Lyzanders en Kalistes vryery,
Of Bassa Ibrahim of Milord Koerteny,
405[regelnummer]
Kleopatra, Kassandre, en duizend fraaije dingen;
't Is 't ouwe liedje dat de dichters altyd zingen;
Een boere meid word ligt door hen een koningin,
Een herder koning. Wel steekt daar juist zo veel in?
Hoe menig prins doen zy in boere klêren dwaalen,
410[regelnummer]
Om Filisjes, die hen ontvlugten, te achterhaalen;Ga naar voetnoot410
En dunkt je dit nu raar? je leest het al den dag.
Charl.
o Malle meid, hou op.
Klaar.
't Is zeker waar.
Charl.
Ik lach ..
Lod.
Gy lacht, myn schoone, en geeft my stof, helaes! tot treuren.
Charl.
Het is genoeg, myn heer.
Lod.
Ach, mogt my de eer gebeuren,
415[regelnummer]
Dat ik uw' dienaer wierde, en dat ik wedermin
Van u verwachten mogt, ik zou myn engelin
Betoonen, dat myn staat haar schoonheid evenaarde.
Charl.
Gy zyt my onbekend.
Lod.
Ik ben een Graef, van waarde
En macht in Poolen; doch in 's keizers hof gevoed,Ga naar voetnoot419
420[regelnummer]
Eerst heer, en nu een slaaf, om dat ik u ontmoet,
Een slaaf, geketend in uw' straffe minnebanden,
Die zyn geluk geheel gesteld heeft in uw' handen.
Charl.
Heer graaf, hoewel ik my niet ongevoelig ken,
Weet echter, dat ik zo onnozel ook niet ben,
425[regelnummer]
Om niet te zien, dat wy te veel van staat verscheelen;
En dat 't u lust met myn eenvoudigheid te speelen;
Ik ben een Juffer, wel van adel, maar myn goed
En rykdom zyn gering, ten aenzien van myn bloed.
Klaar.
‘Dat liegt zy niet, die pry, zy heeft hem nu al binnen.
Lod.
430[regelnummer]
'k Moest volgens mynen staat, een hoofsche juffer minnen.Ga naar voetnoot430
Maar gy hebt my bekoord, door uw volmaakt gezicht,
Waar voor de schoonste, die ik ooit gezien heb, zwicht.
Charl.
De tyd vereischt, heer Graaf, dees reden af te breeken.Ga naar voetnoot433
| |
[pagina 54]
| |
Lod.
'k Hoop de eer te hebben, schoone, om met u meer te spreeken
435[regelnummer]
En zal, met uw verlof, verzoeken aan Mevrouw
Uw Moeder, dat ik u somtyds wat onderhouw.
Charl.
Myn heer...
Lod.
Ik hoop dat zy daar niet zal tegen weezen.
Charl.
Heer Graaf, ik bid...
Lod.
Helaas! uw weigring doet my vreezen.
Charl.
Uw dienares, myn heer.
Klaar.
‘Heer Graaf, kom jy maar flus.
Lod.
440[regelnummer]
Gedoog, myn Engelin; dat ik uw' handen kuss’.
Charl.
Myn Heer! ik hoor daar volk.
Lod.
Ik ken ze, 't zyn myn vrinden,
En dienaars.
| |
Zestiende tooneel
Charlotte, Klaar, Lodewyk, Jan in een Edelmans gewaad, twee Lakkeien, een Kruijer met een koffer op den Kruijwagen
Jan.
Dit's de straat, nu zal ik het wel vinden.
Ha! ha! hier is het. Volg me met den gantschen trein.
Maak plaats! maak plaats! voor den Baron van Schraalenstein;
445[regelnummer]
En dat ben ik kanaalje! A 't za! hier moet ik weezen.
Vat aan, heer Kruijer. Ha, wat breekje? je moogt vreezen,Ga naar voetnoot446
Daar's steene waar in. Zo, de koffer moet hier in.
Jan geeft geld aan den kruijer, die weg kruijd, terwyl Lodewyk de Juffer na de deur leid.
Daar is je geld.
| |
Zeventiende tooneel
Lodewyk, Jan, Lakkeiën
Jan.
Hoe ben je al bezig in de min?
Lod.
Ik heb haar, die ik in de Malibaan zag wand'len,
450[regelnummer]
Gevonden.
Jan.
Laat ze zich een beetje maklyk hand'len?
Lod.
Ik ben niet hoopeloos: de zaak schynt wel te staan.
'k Zal 't u verhaalen. Laat ons in de Herberg gaan.
Einde van het eerste Bedryf. |
|