De gedichten. Deel 4(1760)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 350] [p. 350] Lukretia Spreekt in wanhoop, met de pook in de hand. Lukretia heeft stof tot klaagen; Vergeef het haar ô eedle maagen Dat zy haar wraak niet heeft volbracht.... ô Goôn! 'k zie Sextus weêr verschynen, Daar opent hy myn bedgordynen, Ik word, ten tweedemaal verkracht: Help Brutus, Kollatyn, laat Romen Met alle macht in 't Harnas komen. ô Goden, helpt Lukretia! Zy heeft te lang haar leed verzwegen! Zy heeft in Sextus arm gelegen. Hoe treft, hoe treft me uw ongena! Zie daar de pook om my te wreeken, Die zal ik in myn boezem steeken Ter wraak van myn geschonden eer.... Stoot toe....Helaas! myn leden beeven. Ach laat ons sterven....! laat ons leeven! Zy werpt het staal weg. Neen wreede pook, 'k bedenk my weêr. Vorige Volgende