De gedichten. Deel 3(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 453] [p. 453] Op een juffer als een amazoon gekleed, verschynende op het Italiaansch theater. Pierot ontmoette een Amazoon, En sprak, wat is dat schepsel schoon! Is 't man of vrouw? of geen van beiden? Ik kan 't aan 't kleed niet onderscheiden. Het lokt ons tot een minnestryd: Maar 'k doe 't niet; 'k waar myn leeven quyt. Zwyg, maak niet dat die schoone blooze, Sprak Arlequin; 'k verdraag geen spot. 't Is Dulcinéa van Toboze, En ik ben ridder Donquichot. Goed zei Pierô, 'k zal haar niet moeijen, Ik wil uw Sanche Pançe zyn. Gy kunt voor my wat Graauwtjes broeijen. Voila! dat 's bon, sprak Arlequin. Vorige Volgende