De gedichten. Deel 3(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 165] [p. 165] Op het jubeljaar van den Westfaalschen vreede. Dus sprak 'slands droeve maagd, voor't sluiten van't verbond, Toen 's vyands overmacht aan haaren voormuur stond, En Bergen op den Zoom, met zyn onwinbre wallen, Ten spyt der dapperheid, moest door een krygslist vallen: Door Munsters vreede wierd myn landschap ryk en vry, Nu viert men 't eeuwsfeest arm, op 't punt van slaaverny! Op wien moet ik me in nood van ondergang verlaaten? Op Godts barmhartigheid, de wysheid van de Staaten, En Willems heldendeugd; zo wissche 't vreedelicht, Dat over Aken schynt, myn traanen van 't gezicht. Vorige Volgende