De gedichten. Deel 2(na 1760)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 480] [p. 480] Ter bruilofte van den heere N.N. en jongkvrouwe N.N. Liefjes, wyl gy t'zaam zult trouwen Voor God Hymens huuwlyks troon, Zal ik een gedichtje brouwen: Want ik ben een brouwers zoon. Luistert dan met open ooren, Wat my kortling is geschied, 'k Weet gy wonder op zult hooren, Of ik droomde 'k weet het niet. 'k Zag hoe dat een kleine jongen Liep te hoeplen door de stadt, Deeze maakte duizend sprongen, Maar hy wierd juist aangevat, Wyl hy quam verby een kelder Van een wynverkoopers quant, Die hem met een stopmes helder Beukte dat hy raakte in 't zant, Onder 't roepen daar jou diefje, Steel myn hoepel nu eens weêr! 't Schelmpje riep, myn heertje liefje, Ei ik bid je slaa niet meer! 'k Heb jou hoepel niet gestoolen: Want ik ben een rykmans kind. Hou je naam dan niet verhoolen [pagina 481] [p. 481] Riep weer de ander; zo 'k bevind Dat gy my hier komt bedriegen, 'k Zal je kuipen in een ton, En doen zetten voor je liegen Daar je maan zult zien noch zon; Hoor dan riep de jonge weder, 'k Ben de kleine minnegod, Zie daar is myn boog en veder: Ik ben meester van uw lot. Ik zal u gelukkig maaken Door dees pyl zeer scherp gewet Want gy zult in liefde blaaken Tot een aartige bruinet. 't Is Kristina 't puik der maagden, Doch dat koele maagde hart Dat veel minnaars lang behaagden Zal u quynen doen met smart; Maar gy zult in 't end verwinnen, En door uw standvastigheid, Uwe wederzydsche zinnen Doen veréénen met beleid. Hendrik hoorde pas die dingen Of hy riep ô vorst der min Wil niet anstonds heenen springen, Maar treed eens myn kelder in, 'k Zal je een lekker glaasje schenken Voor die schoone profecy, Kom ik zal u niet meer krenken; Neen 'k bedankje zeer voor my, Riep Kupido, ik moet scheiden, Zie daar komt de schoone maagt, Kus haar, 'k wens u met uw beiden Alles wat uw ziel behaagt. [pagina 482] [p. 482] Hendrik meende voort, och armen! Dat hy daar zyn liefje zag Die hy voort nam in zyn armen, En wou kussen met een lag, Om zyn liefde te betuigen; Maar hy vond zich mooij gebrild: Want hy had zyn arm vol duigen, En zyn zelven schier vertild. Toen geen kleintje voort aan 't schelden Op den loozen minnegod. Om u nu nog meer te melden Wat 'er voorviel waar te zot. Hy begon te lammenteeren, En naar........huis te gaan, En te zeggen zyn begeeren Ja hy hielt zo vlytig aan, Dat hy endlyk triumfeerde Door zyn kloek vernuft en deugd, En Katrinaas hart verheerde, Daar 't geslacht om is verheugd. 'k Wensch u dan ô Welgepaarde Alles wat u wenslyk is, Voorspoed, heil en vreugd op aarde, En dat gy uw zilvren disch Ja uw gouden zult beleeven, Dat gy staag gezegend zyt En uw oudren hunne neeven Uit uw stam zien, door den tyd. 'k Zal myn speelnoot hier op kussen. Kus malkander in het rond. En roep t'zamen ondertussen Veel geluk in 't trouwverbond. Ten verzoeke van N.N. Vorige Volgende