De gedichten. Deel 2(na 1760)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 467] [p. 467] Uitlegging van de titel plaat. Op het Huwelyk van den Heere Jakobus van der Meulen, en Jongkvrouwe Geertruyd des Amorie. De wakk're Bruidegom, ontvonkt door ted're min, Ontvangt de rechterhand van zyne Hartvriendin, Terwyl ze aandachtig naar de huuwlykswetten hooren, Die hen een Hemeltolk vol Godtsvrucht leest te vooren; Opdat zy leeven, van het bloeijen hunner jeugd, Tot hunnen ouderdom, vol zuiv're liefde en deugd. De Minnewichtjes, die we in 't Tafereel zien zweeven, Beduiden 't nut des Echts in 't onbesproken leven; Het één strooijt uit zyn korf gebloemte en edel kruid, Verbeeldende de jeugd van bruidegom en bruid; Dat met een Sleutel leert hoe zy met hart en zinnen En door Getrouwigheid elkander moeten minnen; Opdat, gelyk het Kind met zyn granaatooft zegt, Hun huis vol Eendracht bloeije in vruchten van hun echt. Dan treeden ze in een beemd die we in 't verschiet aanschouwen, En proeven 't lieflyk zoet der paradyslandsdouwen, Waar in de minnevlam, door fakkelen verbeeld, Hun beider hart en ziel met reine weelde streelt; Zo gaa hunn' handel nog hun zegening verloren, Verbeeldt door staf en hoed, en Amaltheaas Hooren. Bloeij van der MEULEN, met uw Lief des AMORIE; Opdat uw stam de vrucht van uwe bruiloft zie, Zo moet gy 't zilver feest en 't goude zien verschynen, En namaals zweeven in den kring der Serafynen. Vorige Volgende