‘Eerlijk verdeeld tussen politici en psychologen,’ antwoordde Julius, wiens wangen begonnen te gloeien van het succes. ‘Het is helaas te laat voor het wonder - de zaak is vermoord door het wetenschappelijk denken.’
Ze gilden van het lachen - zoals heel jonge, een beetje harteloze mensen kunnen lachen om dingen, die in feite tragisch zijn.
‘In dat geval zult u stellig een interessante belichting kunnen geven op de Wetenschap,’ polste de vriend.
Julius dacht twee kokette seconden na, met een knipoog naar een van de meisjes. ‘Wetenschap,’ zei hij dan, ‘is de inaugurele rede van de Slang uit het Paradijs - eindelijk erkend als professor.’
Een gebrul steeg op; ze sloegen mekaar op de schouders. ‘Verder!’ riepen de jongens en meisjes, ‘verder!’
‘Tja,’ aarzelde de interviewer kies, ‘de Politiek...!?’
Maar snel daaroverheen zei Julius al: ‘Inkomsten voor de sterkste!’ Hij moest nu schreeuwen, om zich verstaanbaar te maken. Zijn grappen stegen de anderen als wijn naar het hoofd. Zij hingen tegen elkander aan te hikken van het lachen; en Julius vroeg zich af, of hij werkelijk zó geestig was - maar hij meende toch van wel...
‘Hebt u enig oordeel over Voedselvoorziening?’ vroeg zijn vriend plechtig, op een toon alsof hij eigenlijk tot een uitgebreid en voornaam comité sprak.
‘Voedselvoorziening is de grendel op het klachtenboek der hongerenden,’ antwoordde Julius, ‘en de beste hapjes staan nog altijd aangerecht op kostbaar damast.’
Hier steeg het geschater tot hoogste graad, want tegen de wand stond een prachtig gedekte tafel met een uitgelezen koud buffet. ‘Fijn blijven!’ kreet een van de meisjes.
‘Hij kan niet anders,’ hijgde een ander.
‘En dan - uw oordeel over... Natuur!’ stelde de vrager, met een nadruk waaruit zij begrepen dat dit de apotheose moest zijn.
‘Natuur is de verlaten moeder, wier wijsheid nog slechts wordt geciteerd voor reclame-doeleinden,’ zei Julius.
Enkelen waren zo suf van het plezier, dat ze erover moesten nadenken. Ja, ze vonden dat hij gelijk had... Julius, de ster van de avond, die zichzelf had overtroffen. Hij leunde grinnikend in de kussens van zijn stoel terug, terwijl een meisje met rood haar zich naar hem overboog, en hem een toastje met kaviaar voerde. ‘Dat heb je dubbel en dwars verdiend,’ kirde ze - en ja, misschien klinkt het niet sympathiek - Julius vond dat eigenlijk zelf ook... Het smaakte hem