Open dichtwoord op de levensvreugde(1982)–Olaf J. de Landell– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] [Ik hoor dat God de zwarten het eerst heeft geschapen] Ik hoor dat God de zwarten het eerst heeft geschapen. Hij was toen nog heel fris en uitgeslapen. Hij schiep mooie spieren, sterke gebitten - en zwart is bestand tegen koude en hitte; De mens was vrolijk, en vol geloven; hij wilde geen schepsel van iets beroven. Maar God werd vermoeid van al dat maken, en de zwarte verf begon op te raken - - er kwam nog een volk met verstand en geboden - een middag-produkt. Knap, begaafd: de Joden. Maar tegen de avond werd 't schepsel vaal; de gaven werden dun en schraal, het deeg werd droog. En in de nap had God alleen nog wat duivelssap. Dat maaksel werd vals en intrigant. Het nestelde zich in ieder land en joeg op Zwarten en op Joden en probeerde zichzelf ook nog te doden. - - En in zijn Hemel zat God, en rouwde en dacht: ‘Ik had eerder op moeten houden.’ Vorige Volgende