[Ouder worden is:]
het eerste vage dromen van een vis -
het smelten van het ijs der jeugd -
de vijver, die niet meer voor schaatsen deugt;
't ervaren van een zachter temperatuur
en van mildheid in een later uur.
De bodem draagt geen stampen meer
en vangt nauw merkbaar heen en weer
te glijden aan. Een tere dooi
maakt 't spiegelvlak onbruikbaar mooi
en op de hartebodem roeren vaag wat vissen
omhoog, die naar genade gissen.
Het leven is een lange, grille reis.
Mag er geen bloem ontspruiten langs het ijs?...
De hardheid smelt - net stond het dek nog strak - -
nu rilt de wind het vloeiend oppervlak - - -
De vissen stijgen - o, de streling van hun vinnen - - -
Dit nieuwe, glimlachend beginnen
waarin illusie tot herinnering zegt: ‘ik kom!’......
dat is - te min begrepen - ouderdom.
Voor Ina Philippo, die het perspectief voor mij nog wijder maakte