Open dichtwoord op de levensvreugde(1982)–Olaf J. de Landell– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] [Ik heb zo'n meelij met de mensen om mij heen.] Ik heb zo'n meelij met de mensen om mij heen. Hun slagschaduw-bestaan onder het veel te scherpe licht, hun teder dromen en hun seksuele plicht, hun wensen en hun eisen in 't begin - de vreugde - later - bij een schriel gewin - ach, dat geverfd staketsel: kaal, en nog te leen! God, ik dank u voor hun optimismen! Voor hun levensgroot dilettantisme - voor al hun blufgeheimen aan mijn oor. Ik doe, alsof ik 't kermen in hun pols niet hoor. Ik zou ze bij 't dozijn op schootje willen tillen en aaien over 't modieuze haar, en kloppen op hun arme kinderbillen, om argeloos 't verdriet in slaap te zingen. Doch zij verdenken mij van rare dingen - en daarom zet ik dan een stoer gezicht en schrijf bij nacht in bed maar een gedicht. We zijn omheind met staatsie en fatsoen. Ik kan aan alle eenzaamheid niets doen. Vorige Volgende