Toen onderscheidde hij vol verbazing het gemutste hoofd van zijn jongste zoon. Een dikke, ingepakte gestalte, die als een soort wollig kussen langs een ladder op-en-neer steeg en met een steekvlam signalen leek te geven.
Bij het licht van de vlam zag hij, hoe geconcentreerd de jongen was - en hoe wasbleek van kilte.
‘Martijn!’ riep hij ontzet.
‘Hmm...?’ vroeg Martijn, en keek op.
Maar de dag was nog zo klein, dat ze mekaar meer vermoedden dan zagen.
‘Wat doe je daar in Godsnaam?!’ riep de notaris. ‘Ga gauw naar binnen, jongen! Ben je nou volslagen dol?!...’
Martijn keek met het hoofd scheef naar iets, wat kristallijn naast hem zwol - een vreemd, gewelfd schepsel - een vrouwenfiguur, leek het...
‘Ja,’ gaf hij innig voldaan toe, ‘ik ben geloof ik volslagen dol!...’ Hij lachte. Het was zichtbaar aan de dichte wolken uit zijn mond.
‘Moet je dóód?!’ informeerde de vader dreigend.
Martijn was onkwetsbaar. ‘Hou op met dat geloei,’ vermaande hij gemoedelijk, ‘en kom eerst es naar beneden, kijken.’
Dat gebeurde; de notaris verscheen binnen enkele minuten, in een dikke winterjas, met sjaal en hoed en handschoenen, zeer formeel in de tuin.
‘Het heeft vannacht gelekt,’ vertelde Martijn hem feestelijk.
‘Ik heb de waterleiding afgesloten.’
‘Ik dacht ook al...,’ zei z'n vader, en blikte zorgelijk op naar de ijspegel; die al lang geen ijspegel meer was - nee. Wat de notaris aanschouwde, was een uitdagend reusachtig vrouwenlichaam, dat met het hoofd achterover geleund langs het balkon tot op de grond stond, slordig en wazig hier en daar - maar van een zo geweldige uitdrukking, dat de oudere man zijn adem inhield.
Het was echter indecent. Uitermate schaamteloos, in zijn achteroverleunen, met de ronde borsten en de malse welving van buik en benen.
De vader aarzelde. Hij zag de vuur-ogen van zijn zoon, de vluchtige hand met de brander. Hij wilde het begrijpen; maar kon dat niet.
‘Martijn...’ zei hij zacht.
‘Hmm...?’ zei Martijn weer. Hij leek zelf vastgesmolten aan het beeld.
‘Dit kàn niet,’ probeerde de notaris duidelijk te maken. ‘Het is