- Wij komen seffens na! klonk het naar beneden.
Jasper wilde zeggen:
- Zoodra de trein van vier uren voorbij is.
Dien morgen hadden de koolmijners hem reeds proficiat gewenscht en hij had ze in zijn bureau doen binnenkomen, waar hij hen met fijne cognac en fijne sigaren had getrakteerd. Allen waren tegenwoordig, uitgenomen Zwarte Hein, die te Luik voor sabotage in 't gevang gegrendeld was geworden.
- 't Is een goed begin, Mijnheer de chef, hadden ze gelachen, toen zij dampend in den trein gestapt waren. Doe zoo voort... Tot eer en geluk van Limburg!
Ook van den jongen leeraar uit Hasselt had hij warme gelukwenschen ontvangen, evenals van den pasgestichten vrouwenbond uit dezelfde stad, waarvan Fietje de secretaresse was.
Trombone klom nu naar de kamer van de jonge moeder, die daar gelijk een prinses op haar bed lag, en hij was bijna jaloersch, toen hij de beide kleine kereltjes, een blondje en een zwartkopje, in de hoogte had geheven, om te voelen hoe zwaar zij wogen.
- Gij zijt mij voor, kerel! gromde hij tot zijn smekkenden vriend. Kon Fietje niet een veertien dagen meer wachten? Dan kon de ‘botres’ denzelfden nacht ook ten mijnent aankloppen.
En hij voegde er met opzet bij, om den strengen priester te doen schuddekoppen:
- Jasper, jongen, zie nu maar, dat ge ze op-