[Nawoord]
DE Conijng vā Vrākrijk/wel wétende / hoe groatelic dat pais en̄ eandragt/béter zijn dan twist ende tweadraght / heeft met der Keizerligher Maiesteit vré de ghemaakt (God gheụe dat hy ea welic dúren moet) ende om dien te bet te verstęrkē/ zo heeft hy der zelfder Mt. in veel ende diụęrsche zákē ghelieft: en̄ de K.Mt. we derom hē. Wie en zoude hē van zulk ean blíde tidijnghe niet v̸blidē/verhueghen / en̄ God hertelie̸ danken / van zulk ean accoord: waar duere̸ allen twist ter néḋgheleid zijnde / alle minnelighe ghemeanschap / onder alle ker sten Princē ende hárē landē / voordgang némen zal? Och hoe lāghe heb ben wy op alle zíden/dézē tijd ghewacht / en̄ daar na ghehaakt! Wel moetēze váren/ en̄ langhe léụē/ dier˂ cauze af zijn: ende God moettse bekearen / die de zelfde alliancië / zullen póghen te bré ken.
FINIS.