Daar kwam een troep, die sneller vloog en luider riep dan de andere, en er was iets, dat hem zei, dat het deze troep moest zijn. Maar hij kon ze niet zoo zeker herkennen als den vorigen dag.
De troep vloog langzamer, en streek heen en weer langs het strand. Toen begreep de jongen, dat zij het wezen moesten. Hij kon alleen niet begrijpen, waarom de wilde ganzen niet bij hem neerkwamen. 't Was toch onmogelijk, dat ze hem niet zagen.
Hij trachtte den loktoon te roepen, die hen bij hem zou brengen, maar zijn tong was onwillig. Hij kon het rechte geluid niet krijgen.
Hij hoorde Akka hoog in de lucht roepen, maar hij begreep niet wat ze zei.
‘Wat is dat? hebben de wilde ganzen een andere taal gekregen?’ vroeg hij zich verbaasd af.
Hij wenkte hen met zijn muts, hij liep langs het strand en riep: ‘Hier ben ik! Waar ben jij?’
't Scheen, dat hij ze alleen maar bang maakte. Ze vlogen hooger op, en verder de zee in.
Toen begreep hij het eindelijk!
Ze wisten niet, dat hij een mensch was geworden. Ze herkenden hem niet!
En hij kon ze niet roepen, omdat een mensch de taal van de vogels niet spreken kan. Hij kon die niet meer spreken, en ook niet meer verstaan.
Hoewel de jongen zoo blij was, dat hij uit de betoovering verlost was, voelde hij 't als een bitter verdriet, dat hij op die manier van zijn goede kameraden moest scheiden. Hij ging in 't zand zitten en verborg zijn gezicht in zijn handen. Wat hielp het, of hij ze al nakeek?
Maar dadelijk daarna hoorde hij vleugels ruischen. Het was Moeder Akka zwaar gevallen van Duimelot weg te gaan, en ze kwam nog eens terug. En nu de jongen stil zat, waagde ze 't hem te naderen. Plotseling had zeker 't een of ander haar oogen geopend, zoodat ze zag, wie hij was. Ze streek neer op de landpunt vlak bij hem.
De jongen deed een uitroep van blijdschap, en omhelsde de oude Akka. De andere wilde ganzen omringden hem, en streken met hun snavels langs hem heen. Ze kakelden en praatten allen door elkaar, en wenschten hem allen hartelijk geluk. En hij sprak ook, en dankte hen voor de heerlijk mooie reis, die hij met hen had gemaakt. Maar op eens werden de wilde ganzen wonderlijk stil, en trokken zich van hem terug. 't Was alsof ze wilden zeggen: ‘Och, hij is een mensch! Hij verstaat ons niet, en wij verstaan hem niet.’
Toen stond de jongen op, en ging naar Akka. Hij streelde en liefkoosde haar. Dat deed hij ook met Yksi en Kaksi, Kolme