‘O! wat een klein mannetje!’
Ondertussen dwalen mijn ogen in de kamer naar een onderwerp. - Wacht, het is Sint Nicolaas over twee weken, dus moet er maar wat gebeuren met den ouden Sint!
‘Hoe heet het mannetje, Oom?’
En heel langzaam zeg ik: ‘Dat - mannetje - heette...’ Gauw zoeken naar een naam, Pukkie, Pinkie, Pinkje - Pinkeltje! ha! dat is een goede naam...
Zo werd een paar jaar geleden Pinkeltje geboren en telkens moest er een nieuw verhaal over Pinkeltje worden verteld.
Hoe spannender hoe mooier. Vooral als Pinkeltje in de knel raakt, dan wordt het pas echt mooi en we vertellen langzamer en toen... nu houden we helemaal op... ze worden onrustig... dan heel langzaam en toen... kwam Snorrebaard binnen...
‘Dat is de poes, hè Oom?’ juicht er een.
‘Ja, dat is de poes.’
‘En gaat die nu Pinkeltje helpen, Oom?’
‘Dat weet ik niet,’ zeg ik heel ernstig.
‘Stil nou!’ zegt een ander. -
‘Toe nu Oom!’
Dan komt meestal de ontknoping en alle drie zuchten van plezier, wanneer dat lieve, arme Pinkeltje gered is.
Zo zijn de Pinkeltjesverhalen ontstaan en ik heb getracht, de verteltrant zo dicht mogelijk te benaderen.
De onderwerpen zijn gezocht in de kring van hun eigen leventjes. Ieder moeilijk of onbegrijpelijk woord is zo veel mogelijk vermeden. Bij het voorlezen moeten de geluiden zo juist mogelijk worden nagebootst.
Vaak zult U vinden - ‘en toen’ - en het woordje - ‘en’ -. Zelden zult U vinden de woordjes ‘hij’ of ‘zij’ maar